ECLI:NL:RBDHA:2025:9299
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die van Pakistaanse nationaliteit is, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag op 24 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister mag een asielaanvraag niet in behandeling nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat is aanvaard.
Eiser heeft aangevoerd dat de minister gebruik heeft gemaakt van een standaard voornemen en dat zijn bezwaren niet voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank oordeelt echter dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en dat de minister in zijn besluit is ingegaan op alle relevante elementen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank concludeert dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard is. Het beroep van eiser wordt afgewezen en de rechtbank beslist dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.