ECLI:NL:RBDHA:2025:9327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
24/2098
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten (een bankstel en koelkast) op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, omdat de kosten niet noodzakelijk zouden zijn. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij aanvoert dat hij niet kon sparen voor de aanschaf van de benodigde meubels vanwege schulden. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de kosten voor de woninginrichting, waaronder een koelkast en bankstel, tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Verweerder heeft terecht gesteld dat deze kosten in beginsel uit het inkomen moeten worden voldaan, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Eiser heeft echter niet aangetoond dat hij niet kon reserveren voor deze kosten, en het ontbreken van reserveringsruimte door schulden wordt niet als een bijzondere omstandigheid erkend. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was en dat er geen dringende redenen zijn die een uitzondering rechtvaardigen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/2098

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.M.J. Oosterhuis),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: mr. M. de Weger).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten (een bankstel en koelkast) op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 17 januari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 februari 2024 op het bezwaar van eiser heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 18 december 2023 heeft eiser bijzondere bijstand gevraagd voor de kosten ter hoogte van € 2.000,- voor een bankstel en een koelkast. De koelkast dient te worden vervangen en een bankstel heeft eiser niet. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de kosten niet noodzakelijk zijn.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing in stand gelaten, onder wijziging van de motivering. Verweerder heeft overwogen dat de gevraagde kosten zich voordoen en noodzakelijk zijn, maar dat deze niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Aangezien een koelkast en bankstel tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren kunnen ze plotseling of door langzame slijtage toe zijn aan vervanging. In beide situaties zijn deze kosten volgens verweerder voorzienbaar. In dit geval is geen sprake van plotselinge, onverwachte noodzaak tot vervanging. De gevraagde kosten dienen derhalve uit het eigen inkomen te worden voldaan. Het ontbreken van reserveringsruimte kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid, aldus steeds verweerder. Ook heeft verweerder een evenredigheidstoets uitgevoerd waarbij een rechtmatige besteding van gemeenschapsgeld volgens verweerder zwaarder weegt dan eisers belang bij bestaanszekerheid.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiser vindt dat het college de belangen onvoldoende heeft afgewogen. Hij heeft niet kunnen sparen voor de aanschaf van een bankstel en koelkast vanwege schulden. De reserveringsruimte gaat op aan de aflossingen. Hij heeft maanden geen bijstand ontvangen. Naast schulden bij verweerder heeft eiser daardoor een huurachterstand, een achterstand bij de zorgverzekeraar en allerlei andere schulden. Betaling achteraf wordt niet gehonoreerd vanwege de reeds aanzienlijke schuldenlast. Eiser doet een beroep op een ruimere uitleg van het begrip dringende redenen en verwijst hiervoor naar de conclusie van Advocaat-Generaal De Bock (ECLI:NL:CRVB:2023:2086).
5. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden dan wel – als zij algemeen noodzakelijk zijn – wegens bijzondere omstandigheden niet uit het inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan.
6. De kosten van woninginrichting, waaronder een koelkast en een bankstel vallen, worden gerekend tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Verweerder heeft terecht overwogen dat deze kosten in beginsel dienen te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening hiervoor is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
7. Niet (langer) in geschil is dat de kosten zich voordoen, dat deze noodzakelijk zijn en dat deze niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In geschil is of eiser de mogelijkheid had om te reserveren voor deze kosten.
7.1.
Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij niet kon reserveren voor de kosten van het bankstel en de koelkast met onderbouwing van de oorzaak daarvan.
Uitgangspunt is dat het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden geen bijzondere omstandigheid is in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw. Onder omstandigheden kan dit anders zijn.
7.2.
Als de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van afbetaling van schulden niet kon reserveren voor de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand heeft gevraagd, moet het college onderzoeken en beoordelen of dat een bijzondere omstandigheid oplevert in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw. Hierbij kunnen onder meer de aard en het ontstaan van de schulden een rol spelen.
7.3.
Eiser heeft niet nader onderbouwd wat zijn schuldenlast is en wat hij daarvan aflost. Daarmee heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij de kosten van een koelkast en bankstel niet kon betalen uit zijn inkomen op bijstandsniveau door daarvoor te reserveren.
7.4.
Verweerder heeft daarom niet hoeven onderzoeken of het ontbreken van reserveringsruimte een bijzondere omstandigheid oplevert die tot de verlening van de gevraagde bijzondere bijstand moest leiden. [1]
8. De rechtbank is voorts van oordeel dat niet is gebleken van dringende redenen die maken dat toch bijzondere bijstand moest worden toegekend. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat de afwijzing onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor hem heeft.
9. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk met de uitspraak van de CRvB van 21 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2263.