ECLI:NL:RBDHA:2025:9386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
NL25.10567 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over asielaanvraag en toepassing van het Besluit- en Vertrekmoratorium voor vreemdelingen uit Soedan

Op 5 maart 2025 heeft geopposeerde, een vreemdeling met de Soedanese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 12 november 2023. De rechtbank heeft op 25 maart 2025 het beroep gegrond verklaard en de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. De minister heeft echter verzet ingesteld tegen deze uitspraak, omdat zij van mening is dat de rechtbank het Besluit- en Vertrekmoratorium voor vreemdelingen uit Soedan niet heeft betrokken bij haar beoordeling. Dit moratorium verlengt de beslistermijn voor asielaanvragen tot maximaal 21 maanden, wat in dit geval betekent dat de beslistermijn pas op 12 augustus 2025 eindigt.

De rechtbank heeft in deze verzetzaak geoordeeld dat de minister terecht aanvoert dat het BVM van toepassing is en dat de eerdere uitspraak van 25 maart 2025 ten onrechte is gedaan zonder dit in overweging te nemen. De rechtbank concludeert dat het beroep van geopposeerde niet buiten redelijke twijfel gegrond was, en dat het verzet gegrond is. Hierdoor vervalt de eerdere uitspraak en wordt het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10567 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

de minister van Asiel en Migratie,opposante [1]
tegen de uitspraak van de rechtbank van 25 maart 2025 in het geding tussen
opposante,
en

[naam], geopposeerde,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: J.G. Wiebes),

Inleiding

1. Geopposeerde heeft op 5 maart 2025 beroep ingediend vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 12 november 2023.
1.1.
Bij uitspraak van 25 maart 2025 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen binnen zestien weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag bekend te maken.
1.2.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. In deze uitspraak beslist de rechtbank op dat verzet.
1.3.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. [3] De Awb biedt deze mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank was in de beroepszaak van oordeel dat de beslistermijn op de asielaanvraag van geopposeerde was verstreken, dat geopposeerde opposant rechtsgeldig in gebreke had gesteld en dat vervolgens tijdig beroep was ingediend. Dit leidde tot een ontvankelijk en gegrond beroep.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittingsuitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel was dat het beroep gegrond is.
4. Opposante is van oordeel dat de rechtbank het beroep van geopposeerde ten onrechte kennelijk gegrond heeft verklaard. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de rechtbank het Besluit- en Vertrekmoratorium voor vreemdelingen uit Soedan (BVM) [4] niet ambtshalve heeft betrokken bij de beoordeling van het beroep. Met het BVM is de beslistermijn om op de asielaanvraag van geopposeerde te beslissen verlengd tot ten hoogste 21 maanden, waardoor de beslistermijn in geval van geopposeerde eindigt op 12 augustus 2025. Opposante is daarom van mening dat zowel de ingebrekestelling als het beroep te vroeg en dus prematuur zijn ingediend, waardoor geen sprake kan zijn van een kennelijk gegrond beroep. De rechtbank had het beroep van geopposeerde niet-ontvankelijk moeten verklaren.
5. De rechtbank is van oordeel dat opposante terecht aanvoert dat geopposeerde de Soedanese nationaliteit bezit en dat in dit concrete geval het BVM van toepassing is. De rechtbank heeft daarom ten onrechte het BVM en de daaruit voortvloeiende consequenties niet betrokken bij de beoordeling van het beroep, waardoor het beroep niet buiten redelijke twijfel gegrond is. De verzetsgrond slaagt.
6. Uit de beoordeling van het verzet volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 25 maart 2025 ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep buiten redelijke twijfel gegrond was.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzet is kennelijk gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 25 maart 2025 vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Volgens artikel 8:54 van de Awb.
4.Besluit van 28 juni 2023 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Sudan (