ECLI:NL:RBDHA:2025:9452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
C/09/682534 / FT RK 25/316 en FT RK 25/317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in een schuldregeling

In deze zaak heeft mevrouw [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan haar schuldeisers, Engie Energie Nederland N.V. en Menzis. Mevrouw [naam 1] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 167.916,01, waarvan een deel is opgebouwd door haar voormalige partner. Ondanks haar voorstel van een nulaanbod, waarbij zij geen betaling kan doen, hebben Engie en Menzis niet ingestemd met de regeling. De rechtbank heeft op 7 mei 2025 besloten het verzoek van mevrouw [naam 1] toe te wijzen, omdat de schuldbemiddeling door de gemeente Den Haag op de juiste wijze is uitgevoerd en de belangenafweging in haar voordeel uitvalt. De rechtbank oordeelt dat het voorstel van mevrouw [naam 1] het maximaal haalbare is, gezien haar psychische en lichamelijke problemen die haar werkcapaciteit beperken. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met de regeling, wat de rechtbank als een belangrijk argument heeft meegewogen. Het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) is afgewezen, omdat het dwangakkoord is toegewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen worden aangevochten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/682534 / FT RK 25/316 en FT RK 25/317
vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats],
hierna: mevrouw [naam 1],
tegen
Engie Energie Nederland N.V., vertegenwoordigd door LAVG,
gevestigd te Zwolle,
hierna: Engie,
en
Menzis,
gevestigd te Wageningen.
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Zij heeft een voorstel gedaan aan haar schuldeisers, waarbij niets wordt aangeboden (“nulaanbod”) en de hele vordering dus door de schuldeisers wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft mevrouw [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. De rechtbank wijst dit verzoek toe. Zij legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uitgaat

1.1.
Mevrouw [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 167.916,01 aan achttien schuldeisers. Het is mevrouw [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft zij voor het laatst op 26 november 2024 een zogenoemd nulaanbod aan haar schuldeisers gedaan. Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers 0% wordt aangeboden, tegen kwijtschelding van hun vorderingen.
1.2.
Engie is niet akkoord gegaan met dit voorstel. Mevrouw [naam 1] heeft een schuld aan Engie van € 3.153,93, dat is 1,88% van de totale schuldenlast.
1.3.
Menzis is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. Mevrouw [naam 1] heeft een schuld aan Menzis van € 4.206,47, dat is 2,51% van de totale schuldenlast.
1.4.
De overige zestien schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.5.
Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [naam 1] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil zij dat de rechtbank Engie en Menzis dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil zij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van mevrouw [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 29 april 2025. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [naam 1], vergezeld door de heer [naam 2], schuldhulpmaatje;
- de heer P. Kortekaas, schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag;
- de heer E. Coffi, klantbegeleider Financiële Hulpverlening.
2.2.
Engie en Menzis zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Mevrouw [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat Engie en Menzis het aanbod niet aanvaarden. Zij kan niet meer aanbieden dan zij heeft gedaan.
3.2.
Menzis heeft haar standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.
3.3.
Engie heeft op 25 april 2025 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend.
Zij heeft aan haar weigering om akkoord te gaan met het voorstel het volgende ten grondslag gelegd. Volgens mevrouw [naam 1] zijn de schulden ontstaan doordat haar voormalige partner zijn bedrijf op haar naam had gezet, en was zij niet op de hoogte van de financiële situatie van dat bedrijf. Het is Engie niet duidelijk of mevrouw [naam 1] haar ex-partner aansprakelijk heeft gesteld voor het ontstaan van de financiële problemen. Zolang niet duidelijk is hoe dat zit, kan niet worden vastgesteld dat mevrouw [naam 1] een maximaal aanbod aan haar schuldeisers heeft gedaan. Als zij regres kan nemen op haar ex-partner, zal haar schuldenlast namelijk dalen, aangezien een deel ervan door de ex-partner moet worden betaald, aldus Engie.
Daarnaast is volgens Engie niet gebleken dat mevrouw [naam 1] niet met inkomsten uit fulltime werk meer zou kunnen sparen voor haar schuldeisers. In de Wsnp is er (beter) toezicht op nakoming van de inspannings- en afdrachtplicht.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van mevrouw [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Zij licht dit oordeel hieronder toe.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat de weigerende schuldeisers niet willen instemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat personen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij personen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van (een deel van) hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekster zelf, van de weigerende schuldeisers en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
Mevrouw [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat mevrouw [naam 1] aan haar schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het voorstel is gebaseerd op het ontbreken van inkomsten uit arbeid of uitkering. Toen mevrouw [naam 1] een Participatiewetuitkering ontving had zij ook geen afloscapaciteit. Voorts is uit de dossierstukken en hetgeen ter zitting is besproken gebleken dat mevrouw [naam 1] met zowel psychische als lichamelijke problematiek kampt. Volgens het keuringsrapport van 15 oktober 2024 is zij gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Zij kan maximaal vier uur per dag werken. De keuringsarts acht een herstel op een termijn van minimaal een half jaar wel mogelijk. Op de zitting heeft de heer Setz echter toegelicht dat mevrouw [naam 1] trauma’s heeft opgelopen door diverse levensontwrichtende gebeurtenissen en dat zij daar nog steeds gebukt onder gaat. De immer voortdurende zoektocht naar woonruimte waar ze langere tijd met haar twee kinderen kan blijven, zorgt voor veel stress. Dit blijkt ook uit de schriftelijke verklaring van haar huisarts die mevrouw [naam 1] ter zitting heeft overgelegd. Daarnaast is onlangs een medische complicatie geconstateerd die ten tijde van de keuring nog niet bekend was. Daarmee is dus geen rekening gehouden in het keuringsrapport. Naar het oordeel van de rechtbank heeft mevrouw [naam 1] mede met deze verklaringen voldoende aannemelijk gemaakt dat zij over een half jaar niet al volledig zal zijn hersteld en dus voorlopig niet
beschikbaar zal zijn voor betaald fulltime werk. Gelet op de gezondheidsproblemen en de grote afstand tot de arbeidsmarkt is het niet aannemelijk dat de inkomsten van mevrouw [naam 1] zodanig zullen verbeteren dat zij daarmee afloscapaciteit zal verkrijgen.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 95% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan die van Engie en Menzis. Bovendien is Menzis niet op de zitting verschenen en heeft zij ook niet op een andere wijze hun standpunt voor haar weigering aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Dit staat haar vrij, maar brengt wel mee dat de rechtbank ervan uit moet gaan dat in het kader van de te maken belangenafweging aan haar zijde geen andere belangen zijn betrokken dan het belang dat zij, net als iedere schuldeiser, heeft bij volledige betaling van haar vordering.
4.8.
Gelet op de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van mevrouw [naam 1] en haar afstand tot de arbeidsmarkt is ook in de WSNP geen enkele uitkering aan de schuldeisers te verwachten, terwijl toepassing van de WSNP wel tot hoge kosten zou leiden.
Argumenten van Engie
4.9.
Engie heeft nog aangevoerd dat mevrouw [naam 1] regres had moeten nemen op haar
ex-partner voor de zakelijke schulden. Mevrouw [naam 1] heeft de wijze waarop de
schulden zijn ontstaan toegelicht. Gebleken is dat zij feitelijk door haar ex-partner om
de tuin is geleid en dat zij door de schulden, de scheiding, een ernstig auto-ongeluk,
complicaties bij de bevalling, een periode van zwervend bestaan, vele verhuizingen,
verlies van inkomsten en diverse lichamelijke en psychische klachten niet het geld en
de energie had om te proberen verhaal te halen. De rechtbank is van oordeel dat dit
een realistische en aannemelijke verklaring is. Engie is niet verschenen om de
rechtbank verder voor te lichten en om de precieze juridische grondslag van de
vermeende regresvordering en de haalbaarheid ervan toe te lichten. De schuldenlast
bestaat bovendien niet uitsluitend uit zakelijke schulden en het aanbod in het kader
van het dwangakkoord zou niet anders zijn geweest bij een lagere schuldenlast.
Dit maakt het verweer van Engie niet van doorslaggevend belang.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft mevrouw [naam 1] geen belang meer bij haar verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Engie en Menzis in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met R. Becker, griffier.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.