ECLI:NL:RBDHA:2025:9467
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 mei 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De zaak betreft een asielaanvraag van een verzoeker van Algerijnse nationaliteit, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld op 29 april 2024, omdat de verzoeker niet de benodigde informatie heeft verstrekt en bovendien is verdwenen zonder opgave van reden. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 mei 2025 behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Na het sluiten van het onderzoek op de zitting, bleek dat de gemachtigde van de verzoeker de uitnodiging niet had ontvangen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend op 12 mei 2025 en beide partijen de gelegenheid gegeven om aan te geven of zij een nadere zitting wensen. Uiteindelijk hebben beide partijen toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen.
De voorzieningenrechter heeft op 23 mei 2025 het onderzoek gesloten en in de uitspraak van 28 mei 2025 geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.