ECLI:NL:RBDHA:2025:9520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
NL25.17915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Kroatië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 24 januari 2025. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat de omstandigheden in Kroatië, waaronder zijn persoonlijke ervaringen en de situatie in opvangcentra, niet zijn meegewogen. De rechtbank heeft de zaak op 16 mei 2025 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding geven om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank wijst erop dat eiser in Kroatië kan klagen bij de autoriteiten als hij vindt dat zijn rechten niet worden gerespecteerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17915

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. R.H.T. van Boxmeer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2025 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Turkse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 24 januari 2025 in Nederland een asielaanvraag ingediend.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 14 oktober 2024 in Kroatië en op 24 oktober 2024 in Duitsland een verzoek heeft gedaan om internationale bescherming. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b van de Dublinverordening [1] heeft Nederland aan Kroatië een verzoek om terugname gedaan. De Kroatische autoriteiten hebben dit verzoek op 1 maart 2025 geaccepteerd op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. Hiermee staat de verantwoordelijkheid van Kroatië vast.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar de bij zienswijze ingebrachte algemene landeninformatie, jurisprudentie en zijn persoonlijke ervaringen in Kroatië, die dienen te worden betrokken bij het nemen van een overdrachtsbesluit. [2] In rechtspraak van de Afdeling waarin is geoordeeld dat ten aanzien van Kroatië in beginsel van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan is niet ingegaan op de omstandigheden in de opvangcentra en persoonlijke ervaringen. Eisers persoonlijke ervaringen maken dat overdracht naar Kroatië strijdig is met artikel 3 van het EVRM. [3] Daarbij komt dat eiser het risico loopt om te worden gedetineerd. Er is sprake van tekortkomingen zoals bedoeld in artikel 4 Handvest. [4] In dit verband verwijst eiser naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) van 29 februari 2024 [5] en op de onderzoeksplicht van verweerder. Verder is het besluit gebrekkig, omdat verweerder gebruik heeft gemaakt van standaardtekstblokken en niet heeft gerefereerd aan algemene landeninformatie. Daarnaast omvat artikel 17 van de Dublinverordening meer dan een schending van artikel 4 van het Handvest. De motivering van verweerder op dit punt is dan ook onvoldoende. Verweerder heeft nagelaten om eisers persoonlijke omstandigheden bij zijn overwegingen te betrekken, terwijl zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding hadden moeten geven om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.
Niet in geschil is dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. In zijn algemeenheid mag voorts verweerder ten opzichte van Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt ook uit vaste rechtspraak van de Afdeling. In deze rechtspraak zijn de door eiser overgelegde stukken en jurisprudentie betrokken. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Hierin is hij niet geslaagd.
5. De negatieve gebeurtenissen die eiser stelt te hebben ervaren, hebben plaatsgevonden nadat hij illegaal Kroatië was ingereisd. Eiser zal echter terugkeren als Dublinclaimant. In het kader van de Dublinverordening zal hij gereguleerd worden overgedragen en verweerder mag er daarom van uitgaan dat eisers asielaanvraag in behandeling zal worden genomen met inachtneming van de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. Daarbij komt dat de Afdeling in de eerder genoemde rechtspraak heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten zoals eiser in Kroatië te maken krijgen met pushbacks. [6] Indien eiser vindt dat Kroatië zijn verplichtingen jegens hem niet nakomt, ligt het op zijn weg om daarover in Kroatië te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. De enkele stelling dat eiser het risico loopt om te worden gedetineerd, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.
6. Dat het besluit van verweerder gebrekkig zou zijn, gelet op de standaardtekstblokken zonder referentie naar algemene landeninformatie, volgt de rechtbank niet. Verweerder is in het voornemen en het bestreden besluit mede aan de hand van de beschikbare informatie van eiser voldoende ingegaan op alle omstandigheden die tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag hebben geleid. Dat daarbij ook gebruik is gemaakt van standaardteksten maakt nog niet dat deze overwegingen niet van toepassing zijn op eiser. [7]
7. Verweerder heeft in de genoemde omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Er is namelijk niet gebleken van zodanig bijzondere, individuele omstandigheden, die maken dat overdracht aan Kroatië van een zodanige onevenredige hardheid getuigt dat verweerder het asielverzoek aan zich had moeten trekken. Voor de psychische klachten die eiser stelt te hebben, kan hij zich ook in Kroatië laten behandelen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in Kroatië geen hulp zou kunnen krijgen.
8. Voor zover eiser met het inbrengen van zijn medische gegevens een beroep heeft willen doen op het arrest C.K. [8] , volgt de rechtbank hem hierin niet. Uit de overgelegde stukken blijken geen aanknopingspunten voor het oordeel dat die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen. De rechtbank volgt verweerder in zijn ter zitting ingenomen standpunt dat de door eiser overgelegde medische gegevens niet door een behandelend arts zijn ondertekend en dat hieruit geenszins kan worden geconcludeerd dat eiser niet kan worden overgedragen aan Kroatië. De stelling dat door de overdracht aan Kroatië de mentale toestand van eiser achteruit zal gaan, is onvoldoende om uit te gaan van onomkeerbare gevolgen voor eisers gezondheid. [9]
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 mei 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 september 2024 (Afdeling), met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:3455.
3.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie.
5.Met het kenmerk: ECLI:EU:C:2024:195, r.o. 75- 80.
6.Zie rechtsoverweging 5.3 t/m 5.6 van de uitspraak van de Afdeling met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:4037.
7.Met het kenmerk: ECLI: RVS:2023:4348.
8.Met het kenmerk: ECLI:EU:C:2017:127.
9.Met het kenmerk: ECLI:NL:RSV:2020:223.