In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de gestelde termijn van twee weken na de eerdere uitspraak van 17 oktober 2024 een besluit heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 194,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 22 mei 2025.