In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis als familie- of gezinslid. De rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag, ondanks dat er een eerdere uitspraak was waarin een termijn was gesteld voor het nemen van een besluit. Eiser heeft geen ingebrekestelling hoeven indienen, omdat de termijn voor het nemen van een besluit al was verstreken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de minister op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 194,- moet door de minister worden vergoed.