ECLI:NL:RBDHA:2025:9550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
NL25.2334
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit en alsnog genomen besluit in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 mei 2025, wordt het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eerder had de rechtbank bepaald dat de minister uiterlijk op 30 december 2024 een besluit moest nemen op de aanvraag van eisers. De rechtbank had daarbij een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eisers hebben nu een tweede beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag van 19 april 2023. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de minister inmiddels op 6 maart 2025 alsnog een besluit heeft genomen. Dit betekent dat er geen aanleiding is om de minister te dwingen tot een besluit, aangezien dit inmiddels is gebeurd. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond is, omdat eisers geen gronden hebben ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister de proceskosten van eisers moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eisers hebben de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2334

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure heeft deze rechtbank en zittingsplaats (NL24.10967) het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest uiterlijk vóór 30 december 2024 een besluit nemen op de aanvraag. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, zij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het tweede beroep dat eisers hebben ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag van 19 april 2023.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.3.
Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk?
2. Voorafgaand aan het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen moeten eisers de minister door middel van een ingebrekestelling laten weten dat zij binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet beslissen. [2] Bij een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. [3] In de uitspraak van 16 augustus 2024 heeft de rechtbank bepaald dat de minister voor
30 december 2024 een besluit op de aanvraag moest nemen. Dat heeft de minister niet gedaan en eisers hebben vervolgens onderhavig beroep ingesteld. [4]
3. Op 6 maart 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen. Omdat door de minister inmiddels een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. [5]
4. Het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk.
Is het beroep tegen het alsnog genomen besluit gegrond?
5. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. [6] Eisers hebben geen gronden ingediend die zien op het alsnog genomen besluit. Dit betekent dat het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit kennelijk ongegrond is.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. In de uitspraak van 16 augustus 2024 heeft de rechtbank reeds bepaald dat de minister de maximale bestuurlijke dwangsom diende uit te betalen aan eisers. Er bestaat geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat de minister is tegemoet gekomen aan het verzoek van eisers en alsnog heeft beslist op zijn aanvraag.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond.
8. Omdat de minister na het indienen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep terecht ingediend, en moet de minister de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. De te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [7]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:673.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 8:55d van de Awb.
6.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
7.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.