Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.P. Arts).
Samenvatting
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
De huidige asielaanvraag
Heeft eiser procesbelang?
- eiser verklaart oppervlakkig en onpersoonlijk over het moment dat hij merkte dat hij op jongens valt;
- eiser verklaart oppervlakkig over zijn gevoelens en maakt dit onvoldoende inzichtelijk en persoonlijk;
- eiser heeft geen inzicht gegeven in de acceptatie van zijn geaardheid;
- eiser geeft onvoldoende inzicht in hoe hij omgaat met zijn geaardheid in het kader van zijn religie;
- eiser verklaart oppervlakkig over zijn gevoelens voor [A] ;
- de redenen die eiser heeft gegeven voor waarom hij zijn geaardheid niet eerder als asielmotief heeft aangevoerd, worden niet gevolgd;
- eiser heeft geen kennis van de LHBTI-gemeenschap in Pakistan en Nederland (het ontbreken van kennis van LHBTI-organisaties in Pakistan wordt echter niet tegengeworpen, omdat eiser op jonge leeftijd is vertrokken);
- eiser verklaart ongerijmd over het uiten van zijn geaardheid.
“Bijvoorbeeld als ik naar een jongen keek dan wilde ik dat hij met mij was, bij mij was en wat een jongen voor een meisje voelt zo voelde ik dat voor een jongen.”Vervolgens is gevraagd hoe eiser precies merkte dat hij jongens leuk vindt, of daar bijvoorbeeld een aanleiding voor was. Eiser heeft daarop geantwoord:
“Ik voelde dat vanbinnen dat ik meer met een jong leuk zou hebben, dat gevoel kreeg ik van binnen.”Eiser heeft daarna ook verklaard dat er een jongen was die hij heel leuk vond en dat hij “die gevoelens” kreeg van binnen. Daarop is opnieuw doorgevraagd over wat die gevoelens van binnen dan zijn. Eiser heeft daarop verklaard: “
Dat probeerde ik uit te leggen. Dat hij altijd bij mij was en dat we seks hebben met elkaar. Wat een jongen en meisje ook doen, dat voelde ik ook. Ik woon in moslim land en dat mag daar niet. Daarom was ik heel bang en het is verboden.”, en:
“Dat probeer ik u te vertellen. Ik vond hem leuk en ik wilde bij hem zijn. Ik wilde seks met hem hebben en dat hij mijnvriendje wordt.”(p. 6 en 7). Eiser verklaart vervolgens op p. 9 van het gehoor over zijn gedachtes toen hij merkte dat hij jongens leuk vindt: “
De gedachte die ik in mijn hoofd had dat ik een vriendje wilde hebben en dat ik alles met hem zou doen.”Op p. 11 van het gehoor heeft eiser op de vraag hoe het persoonlijk voor hem was om anders te zijn dan de andere kinderen, wat hij daarbij voelde en dacht, verklaard: “
Gevoelens die ik destijds had was dat ik gevoelens had voor jongens, seks wilde en alles kon doen. Dat ging door mij heen.”De minister heeft terecht opgemerkt dat deze verklaringen oppervlakkig en onpersoonlijk zijn, nu hieruit niet blijkt wat eisers gevoelens precies waren en hoe de jongen die hij leuk vond hem heeft doen realiseren dat hij op mannen valt. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat er geen duidelijke vragen zijn gesteld. Het betoog van eiser dat hij op p. 8 en elders in gehoor wel diepgaand(er) zou hebben verklaard over het vallen op jongens in een islamitisch land en over zijn emoties, leidt niet tot een ander oordeel. Dat neemt namelijk niet weg dat eiser specifiek over de ontdekking van zijn geaardheid op 13- of 14-jarige leeftijd, ondanks de vragen die daarover zijn gesteld, oppervlakkig en onpersoonlijk heeft verklaard.
“dat hij altijd bij mij was en dat we seks hebben met elkaar. Wat een jongen en meisje ook doen, dat voelde ik ook”(p. 6) niet heeft uitgelegd wat zijn gevoel precies is en dat dit ook een herhaling is van wat hij eerder heeft geantwoord. Ook heeft de minister er terecht op gewezen dat eiser, op de vragen over wat het met hem deed dat hij de gevoelens geheim moest houden en hoe hij zijn homoseksuele gerichtheid in Pakistan beleefde, enkel heeft verklaard dat hij het verborgen heeft gehouden (p. 9).
“Ik vond het fijn. Ik kon het tenminste met iemand delen.”Ook de andere antwoorden van eiser op p. 9 en 10 van het gehoor blijven oppervlakkig. De minister heeft er op de zitting ook terecht op gewezen dat eiser ook elders in het gehoor gelegenheid had om gesprekken met andere LHBTI’ers naar voren te brengen, bijvoorbeeld op p. 14. Daar is namelijk gevraagd over [A] (die
“U kent elkaar al best lang. Over welke onderwerpen spraken jullie zoal samen?”Eiser heeft toen geantwoord:
“We hadden het over wanneer we ons eigen huis zouden hebben en wanneer kunnen openlijk onze vrijheid hebben en samen een leven kunnen leiden.”De rechtbank kan de minister dus volgen in zijn standpunt dat er voldoende vragen zijn gesteld en dat het ook aan eiser is om in het gehoor naar voren te brengen wat hij van belang vindt.
“Dat is het dubio waar ik in zit. In Islam is het niet toegestaan. Het is haram en tegelijkertijd heeft Allah die gevoelens in mij gebracht. ik ben machteloos en ik kan er niets aan doen. Het is niet goed.”Vervolgens is gevraagd wat het met eiser doet dat zijn religie dit verbiedt, maar dat hij deze gevoelens wel heeft. Eiser heeft toen geantwoord:
“Kijk, ik verblijf nu al jaren hier. In het buitenland. Hoe ik het wil is dat ik het niet met anderen deel. Er zijn heel veel Pakistanen die hier zijn en heel veel Pakistanen keuren dit niet goed. Ik wil mijn leven leiden zoals ik dat afgelopen jaren hier heb gedaan.”De rechtbank kan de minister volgen dat eiser met dit antwoord en zijn overige verklaringen geen nader inzicht geeft in zijn gevoelens van “in dubio zijn” en “zich machteloos voelen”. De verklaringen van eiser over zijn geloof in verhouding met zijn homoseksualiteit zijn dus niet zo diepgaand dat deze zijn overige verklaringen over het thema “privéleven” kunnen compenseren.