ECLI:NL:RBDHA:2025:9583
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland en onevenredige hardheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Liberiaanse nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag in Nederland indiende. De aanvraag werd niet in behandeling genomen door de minister van Asiel en Migratie, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder asielaanvragen in Duitsland ingediend, maar deze waren afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen kunnen overleggen die zouden wijzen op een schending van deze verplichtingen door Duitsland. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een onevenredige hardheid zouden opleveren bij de overdracht aan Duitsland. De uitspraak bevestigt dat de asielaanvraag van eiser niet in Nederland behandeld hoeft te worden, omdat de Dublinverordening dit niet toestaat.