ECLI:NL:RBDHA:2025:9634
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van een slapend dienstverband met schadevergoeding gelijk aan de transitievergoeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, hierna te noemen [verzoeker], met [verweerster] B.V. [verzoeker] was sinds 1 juni 2018 in dienst bij [verweerster] als medewerker technische dienst, maar raakte op 1 december 2020 volledig arbeidsongeschikt door een bedrijfsongeval. Ondanks dat [verweerster] het loon tijdens ziekte doorbetaalde, heeft [verzoeker] na zijn arbeidsongeschiktheid herhaaldelijk verzocht om beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een transitievergoeding, maar [verweerster] heeft hier niet op gereageerd. De kantonrechter oordeelde dat er geen redelijk belang was voor [verweerster] om de arbeidsovereenkomst in stand te houden, waardoor de ontbinding werd toegewezen met ingang van 1 juni 2025.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verweerster] schadeplichtig is jegens [verzoeker] voor een bedrag gelijk aan de transitievergoeding, omdat zij niet heeft meegewerkt aan de beëindiging van het slapende dienstverband. De kantonrechter heeft de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld op € 7.943,48 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente. Tevens werd [verweerster] veroordeeld om een deugdelijke bruto-netto specificatie van de vergoeding te verstrekken en om de proceskosten van € 935,00 te betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.