In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel 'familie en gezin', zoals bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft echter meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten. De rechtbank legt de minister een nadere beslistermijn op van twee weken na de verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de minister in gebreke is gebleven voor 42 dagen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister de proceskosten van eiseres moet vergoeden, tot een bedrag van € 453,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 194,-. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 7 april 2025.