ECLI:NL:RBDHA:2025:9672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
NL25.6865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit overdracht aan Kroatië niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 4 februari 2025, waarin de minister de overdrachtstermijn voor de overdracht van eiser aan Kroatië verlengde. De rechtbank oordeelt dat het beroep te laat is ingediend, aangezien de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiser ontving het besluit pas op 12 februari 2025 en stelde dat het besluit ook per fax of e-mail had moeten worden verzonden, gezien de problemen bij PostNL. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de minister het besluit op 5 februari 2025 correct heeft verzonden en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij het besluit niet tijdig heeft ontvangen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn argumenten en verklaart het beroep niet-ontvankelijk, waardoor het verlengingsbesluit in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6865

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. N.M. de Houwer-van Wijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. P. Loyenga).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van 4 februari 2025 van de minister om de overdrachtstermijn voor de overdracht van eiser aan Kroatië te verlengen (het verlengingsbesluit). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verlengingsbesluit. Dat betekent ook dat het verlengingsbesluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het verlengingsbesluit op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Niet-ontvankelijk
2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is, omdat het beroep een dag te laat is ingediend.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Hij heeft het besluit via de gewone post pas op 12 februari 2025 ontvangen. Op die dag is meteen beroep ingesteld. Volgens eiser had het besluit, gelet op de korte termijn waarin beroep kan worden ingesteld, ook per fax of e-mail moeten worden verstuurd. Volgens eiser is algemeen bekend dat er langere tijd problemen spelen bij PostNL en het kantoor van zijn gemachtigde hanteert een deugdelijke postverwerking. Eiser stelt dat het ontzenuwen van het vermoeden van ontvangst in een concreet geval in de praktijk zeer lastig is en verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2024. [1] Eiser stelt dat er in zijn geval dan ook redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de tijdige ontvangst van het bestreden besluit en dat het beroep daarom ontvankelijk is.
4. De minister stelt zich op het standpunt dat deze beslissingen altijd per gewone post worden verzonden en dat de besluiten daarmee op juiste wijze bekend worden gemaakt. Dat is hier ook het geval. De minister heeft bij het verweerschrift een schermafbeelding uit het systeem overgelegd waaruit blijkt dat het bestreden besluit op 5 februari 2025 is verzonden. Volgens de minister is het dan aan eiser om aan te tonen dat hij het besluit niet tijdig heeft ontvangen. Daarin is eiser niet geslaagd.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep te laat is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het bestreden besluit is op 5 februari 2025 via de post verzonden en is op juiste wijze aan eiser bekendgemaakt. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat de minister het besluit ook per fax of per e-mail had moeten verzenden. De rechtbank onderkent dat het lastig kan zijn om te onderbouwen dat een met de post verzonden besluit niet tijdig is ontvangen. In dit geval heeft eiser echter alleen verwezen naar volgens hem algemeen bekende problemen bij PostNL en daarbij aangevoerd dat de post maar één of twee keer per week wordt bezorgd bij het kantoor van zijn gemachtigde. Deze stellingen zijn niet onderbouwd en ook niet in overeenstemming met de informatie op de website van PostNL, waar juist staat vermeld dat PostNL vijf keer per week post bezorgt. Niet is gebleken dat er contact is geweest met PostNL over deze gang van zaken. Dit acht de rechtbank met name van belang, nu deze problemen volgens eiser al langer zouden spelen. De gemachtigde heeft de gestelde gang van zaken op de zitting ook niet nader toegelicht. Onder deze omstandigheden, en gelet op de schermafbeelding waaruit blijkt dat het bestreden besluit op 5 februari 2025 is verzonden, komt de rechtbank tot het oordeel dat er niet redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de tijdige ontvangst van het bestreden besluit. De rechtbank acht de termijnoverschrijding dan ook niet verschoonbaar en is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het verlengingsbesluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.