ECLI:NL:RBDHA:2025:9728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
NL25.9272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag verblijfsvergunning asiel op basis van niet aannemelijk gemaakte homoseksuele geaardheid

In deze zaak heeft eiser op 13 september 2023 een herhaalde aanvraag voor een asielvergunning voor bepaalde tijd ingediend, welke door de minister op 21 februari 2025 is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser, van Nigeriaanse afkomst en geboren in 1995, stelt dat hij zijn homoseksuele geaardheid wil aantonen, maar de minister acht deze geaardheid ongeloofwaardig. Eiser heeft eerder een terugkeerbesluit ontvangen en een inreisverbod van twee jaar. Tijdens de zitting op 8 mei 2025 heeft eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister deelgenomen, evenals een tolk. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoert dat de minister tegenstrijdige toetsingsmaatstaven hanteert en onvoldoende rekening houdt met zijn referentiekader en medische situatie. De rechtbank concludeert dat de minister terecht de aanvraag kennelijk ongegrond heeft verklaard op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van eiser summier en algemeen heeft mogen vinden en dat de overgelegde stukken onvoldoende zijn om de homoseksuele geaardheid geloofwaardig te achten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9272
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. S. Kuster).

Inleiding

1. Eiser heeft op 13 september 2023 een herhaalde aanvraag voor een asielvergunning voor bepaalde tijd ingediend.
2. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft eerder al een terugkeerbesluit gekregen waarin stond dat hij binnen vier weken moest vertrekken. Deze termijn is inmiddels verlopen. Eiser krijgt een inreisverbod van twee jaar.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tegelijk een voorlopige voorziening ingediend om het beroep in Nederland te mogen afwachten (deze is geregistreerd onder kenmerk NL25.9273). De minister heeft een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep en de voorlopige voorziening op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en zijn gemachtigde deelgenomen, evenals de gemachtigde van de minister. Ook was tolk D.A. Ochieng aanwezig.

Asielrelaas van eiser (in essentie weergegeven)

5. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] 1995 en de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Ook stelt eiser dat hij tot de Etsako bevolkingsgroep behoort. Eiser vraagt opnieuw asiel aan, omdat hij zijn homoseksuele geaardheid wil aantonen. Dit is volgens hem in de vorige procedure namelijk ten onrechte niet geloofd.
6. De minister gaat uit van twee asielmotieven. Eisers nationaliteit, identiteit en herkomst (1) en de door hem beweerde homoseksuele geaardheid (2). De minister acht enkel de beweerde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig.

Bestreden besluit en voornemen (in essentie weergegeven)

7. De minister stelt dat eiser zijn beweerde geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt in deze opvolgende aanvraag en heeft deze aanvraag kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw).
Bij het stellen van vragen is rekening gehouden met eisers referentiekader. Zo was het gehoor relatief kort, zijn er meerdere pauzes ingelast, is uitgebreid doorgevraagd en zijn de vragen in simpele bewoordingen gesteld. Ook is in het voornemen weergegeven hoe met de medische informatie rekening is gehouden. Verder geldt dat het bij een herhaalde aanvraag voornamelijk aan eiser is om zijn asielmotieven aan te tonen. Dat alsnog zo uitgebreid is doorgevraagd op zijn verklaringen toont dat de minister hem tegemoetgekomen is vanwege zijn referentiekader.
Het gaat bij de inhoudelijke beoordeling van eisers asielrelaas om zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving. Om deze reden ligt het zwaartepunt bij zijn verklaringen. Eiser heeft echter algemeen en summier verklaard. Dit terwijl tijdens de gehoren wel is doorgevraagd over wat eisers beleving was bij de activiteiten. Eiser kan zijn geaardheid niet volledig onderbouwen met objectieve documenten, maar dit wordt ook niet van hem verwacht. De documenten kunnen wel ondersteunend/ indicatief zijn. Eiser heeft onder meer foto’s overgelegd van deelname aan lhbti-gerelateerde activiteiten, verklaringen van derden en Whatsappberichten. De minister neemt ook aan dat eiser aan lhbti- gerelateerde activiteiten heeft deelgenomen. Dit is een aspect dat in zijn voordeel weegt, maar is op zichzelf niet genoeg. Iedereen kan immers deelnemen aan dergelijke activiteiten. Er zijn ook foto’s waarop eiser affectie toont, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat sprake is van een liefdesrelatie met zijn gestelde partner. De overgelegde documenten compenseren in dit geval onvoldoende voor eisers algemene en summiere verklaringen.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank zal in het navolgende het bestreden besluit, waar het voornemen onderdeel van is, beoordelen aan de hand van de hiertegen aangevoerde beroepsgronden. Per onderwerp worden eerst de beroepsgronden van eiser in de kern weergegeven.
Toetsingskader en bewijsmaatstaf
9. Eiser stelt dat de minister tegenstrijdige toetsingsmaatstaven hanteert bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn geaardheid. De minister past de Werkinstructie (WI) 2024/6 toe en toetst aan de cumulatieve voorwaarden genoemd in artikel 31, zesde lid, van Vw. Dit terwijl bij de beoordeling van iemands geaardheid gebruik moet worden gemaakt van de WI 2019/17, waarin verschillende thema’s over lhbti gerichtheid genoemd worden die integraal beoordeeld moeten worden. Ook houdt de minister volgens eiser een verkeerde bewijsmaatstaf aan. Enerzijds verlangt de minister van eiser dat hij zijn geaardheid onderbouwt met objectieve documenten, anderzijds stelt de minister dat eisers geaardheid niet met objectieve documenten te onderbouwen is en dat bijvoorbeeld de overgelegde foto’s enkel als indicatief bewijs worden gezien.
10. De rechtbank overweegt dat in lhbti-zaken het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling ligt bij het persoonlijke en authentieke verhaal van de betrokkene. De minister moet een integrale beoordeling verrichten en de betrokkene kan ontoereikende verklaringen compenseren met andere verklaringen en overgelegd bewijsmateriaal (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Afdeling, van 26 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:300 r.o. 3.1.). In deze zaak is daarbij van belang dat het gaat om een opvolgende asielaanvraag. Het is aan eiser om te verklaren over zijn seksuele gerichtheid. Dit geldt temeer in een geval als dit, waarbij de betrokkene al in een eerdere procedure heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid en ook bekend is met de redenen waarom hij zijn gestelde seksuele gerichtheid destijds niet aannemelijk heeft weten te maken (uitspraak van de Afdeling, van 26 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:300 r.o. 6.1). De minister heeft in het bestreden besluit verduidelijkt dat niet van eiser verwacht wordt dat hij zijn geaardheid volledig met objectieve documenten onderbouwt. Eiser kan zijn geaardheid wel met eigen verklaringen (nader) onderbouwen. De minister weegt hierbij bepaalde stukken/ foto’s die zijn overgelegd in eisers voordeel, maar beschouwt deze als indicatief bewijs. De rechtbank acht dit in lijn met de geldende bewijsmaatstaf. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Verder heeft de minister bij de besluitvorming de WI 2019/17 toegepast die specifiek gaat over zaken waarin lhbti- gerichtheid als asielmotief is aangevoerd en de WI 2024/6 die een algemene werkwijze bevat voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van een asielrelaas. Deze werkwijze is ingedeeld in verschillende stappen en een van de stappen is de beoordeling van objectief bewijs (documenten) die er toe kan leiden dat het asielmotief niet verder beoordeeld hoeft te worden. Dat de minister heeft aangegeven dat dergelijk bewijs niet is geleverd, betekent niet dat de minister dit wel van eiser had verwacht. Dit betekent enkel dat het asielmotief verder beoordeeld dient te worden. Gelet hierop is het bestreden besluit niet tegenstrijdig. De rechtbank acht de beoordeling niet onjuist, nu de Werkinstructies in samenhang zijn toegepast en is ingegaan op belangrijke aspecten van de geloofwaardigheidsbeoordeling in een lhbti zaak (zie hierna onder 16 en 17). De beroepsgrond slaagt niet.

Referentiekader en medische situatie

12. Eiser is het er niet mee eens dat de minister tegenwerpt dat zijn verklaringen over gevoelens summier en oppervlakkig zouden zijn. De minister heeft volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met zijn referentiekader. Zo is geen rekening gehouden met het feit dat hij het lastig vindt zijn gevoelens in woorden uit te drukken. Daar komt bij dat eiser vanuit zijn culturele achtergrond niet gewend is over gevoelens te praten. Ook door eisers medische klachten en medicatie kan hij niet zo gedetailleerd verklaren. Eiser heeft met stukken onderbouwd dat hij kampt met zware medische klachten, zo is de diagnose ptss gesteld. Hij vindt dat hier tijdens het gehoor en in het bestreden besluit onvoldoende rekening mee is gehouden.
13. De rechtbank overweegt dat de minister in alle individuele asielzaken een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet verrichten, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de betrokkene. Het referentiekader moet kenbaar bij de besluitvorming worden betrokken (uitspraak van de Afdeling van
26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622 r.o. 3.1). Ook als de betrokkene moeite heeft met verklaren moet hij nog wel, bezien tegen de achtergrond van zijn referentiekader, iets kunnen verklaren over zijn seksuele gerichtheid (uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885 r.o. 6.2, 6.3). In het gehoor opvolgende aanvraag van 29 november 2024 (pagina 3) is opgenomen dat de gehoormedewerker noemt dat eiser ptss heeft en vraagt hoe het daar mee gaat. Ook stelt de medewerker de vraag of de klachten invloed hebben op eisers verklaringen. Daarnaast wordt gevraagd naar eisers medicijngebruik. Eiser antwoordt bevestigend op de vraag of hij zich geestelijk en lichamelijk in staat voelt om het gehoor te laten plaatsvinden. Op de vraag of de gehoorambtenaar ergens rekening mee moet houden tijdens het gehoor antwoordt eiser ontkennend. Verder is tijdens het gehoor gepauzeerd toen eiser zijn medicatie wilde nemen (pagina 7, 8). De gehoorambtenaar heeft gevraagd hoe eiser zich voelde na inname van de medicatie. Eiser heeft geantwoord dat hij zich goed voelde (pagina 8). In het bestreden besluit (pagina 2, 3) is verder opgenomen dat in die zin rekening is gehouden met eisers referentiekader dat de vragen in simpele bewoordingen zijn gesteld, er meermaals is doorgevraagd en het gehoor niet onnodig lang is geworden. De minister heeft in het verweerschrift verduidelijkt dat rekening is gehouden met eisers culturele achtergrond door eiser tijdens het gehoor voldoende gelegenheid te bieden uitgebreid te verklaren (pagina 2). Wel is het zo dat de minister in het voornemen tegenwerpt dat van eiser verwacht mag worden dat hij meer inzicht geeft in waar zijn romantische gevoelens vandaan komen, omdat hij al vijf jaar in Nederland is en het om een tweede aanvraag gaat (pagina 3). De rechtbank stelt vast dat de minister eisers afkomst, geboortedatum en medische situatie benoemt en dat ook duidelijk is geworden op welke manier met eisers specifieke (medische) situatie rekening is gehouden. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
14. Eiser stelt dat zijn geaardheid ten onrechte niet geloofwaardig is geacht. Eiser heeft zijn persoonlijke verhaal verteld vanuit zijn eigen referentiekader en is hierbij op details ingegaan. Zo beschrijft eiser de gebeurtenissen die voorafgingen aan zijn huidige relatie en hoe hij de relatie vormgeeft. Ook gaat eiser in op hoe ze elkaar bellen, hoe ze bij elkaar langsgaan en waar ze samen naartoe gaan. Eiser geeft details over hoe hij de relatie ervaart, zoals dat hij er niet van houdt dat zijn vriend rookt. Verder heeft eiser stukken en foto’s overgelegd die zijn geaardheid ondersteunen. Het gaat hierbij om verklaringen van kennissen uit de lhbti gemeenschap. Ook heeft eiser foto’s overgelegd waaruit blijkt dat hij heeft deelgenomen aan diverse lhbti-evenementen, waaronder de Pride. Daarnaast heeft eiser foto’s en Whatsappberichten verstrekt van hem met zijn huidige partner. De minister heeft al deze gegevens volgens eiser ten onrechte niet integraal en in onderlinge samenhang beoordeeld.
15. De rechtbank overweegt dat de minister op basis van rechtspraak van de Afdeling en de eigen werkinstructie (WI 2019/17) in een lhbti-zaak bij het horen en beslissen moet ingaan op verschillende thema’s. Het gaat hierbij om, privéleven waaronder familie, vrienden, (voorgaande) relaties en omgeving (1), huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen aldaar (2) contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie (3) en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst (4).
Het zwaartepunt van de beoordeling ligt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat de betrokkene vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen (uitspraak van de Afdeling, van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615). De minister dient daarbij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en eventueel overgelegd bewijsmateriaal te bezien (uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754).
16. De rechtbank overweegt dat de minister terecht als uitgangspunt heeft genomen dat het zwaartepunt van de beoordeling ligt bij eisers persoonlijke en authentieke verhaal en wat hij heeft verteld over zijn eigen ervaringen.
Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag van 29 november 2024 is gevraagd naar de onderwerpen die vallen onder de thema’s privéleven en huidige en voorgaande relaties. Aan het eind van het gehoor is ingegaan op de situatie in het land van herkomst en eisers vrees bij terugkeer (pagina 19 gehoor). In het voornemen verduidelijkt de minister op welke vragen in het gehoor eiser (te) summier en algemeen heeft geantwoord. Zo haalt de minister antwoorden van eiser aan over zijn vorige relatie. De minister werpt tegen dat eiser verklaart dat hij zich ‘oké’ voelde als hij bij hem in de buurt was (pagina 3 voornemen). Als wordt doorgevraagd kan eiser enkel verklaren dat zijn vorige relatie hem ook gelukkig maakte (pagina 3 voornemen). Als dan specifiek wordt gevraagd waarom eiser zich gelukkig voelde, antwoordt hij enkel dat hij zich gelukkig voelde als hij bij hem was (pagina 3 voornemen). Op de vraag wat eiser aantrekt in zijn vorige relatie antwoordt hij dat zijn vorige vriend een goed karakter heeft en soms voor eiser gaat winkelen. Als hierop wordt doorgevraagd verklaart eiser enkel dat hij soms ook met hem naar de slaapkamer gaat en dat ze dan met elkaar gaan spelen (pagina 3 voornemen). De minister werpt tegen dat eiser geen inzicht geeft in waar zijn romantische gevoelens vandaan komen. Ook vindt de minister dat eiser met betrekking tot zijn huidige partner algemeen en summier verklaard. Na meerdere malen doorvragen kan eiser enkel zeggen dat hij over ‘normale onderwerpen’ met hem heeft gepraat (pagina 4 voornemen). Als de minister doorvraagt verklaart eiser dat zij aan elkaar vroegen hoe het ging (pagina 4 voornemen). Over het ontstaan van de relatie verklaart eiser enkel dat zij soms naar elkaars gebouw gingen en elkaar spraken en soms samen naar de supermarkt gingen (pagina 4 voornemen). Als nogmaals wordt doorgevraagd vertelt eiser dat zij samen een keer naar een COC- bijeenkomst zijn geweest (pagina 4 voornemen). Op de vraag wat eisers reactie was toen zijn huidige relatie meedeelde dat hij gevoelens voor hem had antwoordt eiser dat hij ‘Wauw’ zei (pagina 4 voornemen). Ook werpt de minister tegen dat eiser over de inhoud van de relatie algemeen verklaart. Zo verklaart eiser dat hij veel praat met zijn huidige relatie en als wordt doorgevraagd antwoordt eiser dat hij ‘over liefde’ praat (pagina 4 voornemen). Nogmaals doorgevraagd naar de invulling van eisers relatie met zijn huidige vriend verklaart hij dat zij elkaar kussen en de liefde bedrijven (pagina 5 voornemen). Tot slot geeft eiser geen inzicht in zijn beweegredenen om te willen trouwen (pagina 5 voornemen). Als de minister doorvraagt blijft eiser ook op dit punt steken in algemeenheden (pagina 5 voornemen). De inhoud van het voornemen maakt onderdeel uit van het bestreden besluit.
17. De rechtbank overweegt dat de minister is ingegaan op de thema’s die van belang zijn voor de geloofwaardigheidsbeoordeling (zie onder 16). De minister mocht tegenwerpen dat de verklaringen van eiser summier en algemeen zijn en weinig zeggen over zijn persoonlijke ervaringen en persoonlijke beleving. Eiser geeft zelf ook aan dat hij beknopt is in zijn verklaring, maar geeft aan dat hij niet in staat is om heel gedetailleerd te verklaren. De rechtbank volgt de minister in haar standpunt dat van eiser niet wordt verwacht dat hij heel gedetailleerd verklaard en dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij medisch gezien niet in staat is geweest om tijdens het opvolgende gehoor uitgebreider antwoord te geven op vragen die hem meerdere malen zijn gesteld. Dat hij liever niet vertelt over zijn gevoelens, heeft de minister ook meegewogen in de beoordeling (pagina 4 bestreden besluit), maar dit heeft niet hoeven leiden tot een andere beoordeling. De minister mocht gelet hierop de door eiser overgelegde stukken over deelname aan lhbti-activiteiten en het gestelde contact met zijn partner onvoldoende mogen vinden om de homoseksuele geaardheid geloofwaardig te achten.

Conclusie en gevolgen

18. Omdat het hier gaat om een opvolgende aanvraag heeft de minister de aanvraag terecht onder toepassing van 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw kennelijk ongegrond verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 mei 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.