Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 2 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een Egyptische nationaliteit hebbende persoon, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 11 maart 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze werd door de minister niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld op 15 mei 2025. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overwoog dat uit Eurodac bleek dat eiser op 24 september 2023 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming had ingediend. Duitsland had op 9 april 2025 het verzoek om terugname van eiser aanvaard. Eiser betoogde dat Duitsland zijn asielaanvraag niet behandelde en vreesde voor refoulement na overdracht. De rechtbank oordeelde dat het niet in geschil was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat verweerder terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel hanteerde. Eiser had niet aangetoond dat er structurele tekortkomingen waren in de asielprocedure in Duitsland.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de overdracht aan Duitsland onevenredig hard maakten. Daarom was de beslissing van de minister om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen terecht. Het beroep van eiser werd kennelijk ongegrond verklaard en hij kreeg geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.