ECLI:NL:RBDHA:2025:9864
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en herkomst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Syrië, had op 13 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 5 november 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 2 april 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, die stelt dat zijn ouders door het Syrische regime zijn vermoord en dat hij bang is voor vervolging en militaire dienstplicht. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht twijfels heeft geuit over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, vooral gezien het ontbreken van relevante documenten en de inconsistenties in de verklaringen van eiser. De taalanalyse van TOELT, die concludeert dat de spraak van eiser niet te herleiden is tot de Syrische spraakgemeenschap, wordt door de rechtbank als deskundigenbericht geaccepteerd.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep.