ECLI:NL:RBDHA:2025:9864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
NL24.44531
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Syrië, had op 13 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 5 november 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 2 april 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, die stelt dat zijn ouders door het Syrische regime zijn vermoord en dat hij bang is voor vervolging en militaire dienstplicht. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht twijfels heeft geuit over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, vooral gezien het ontbreken van relevante documenten en de inconsistenties in de verklaringen van eiser. De taalanalyse van TOELT, die concludeert dat de spraak van eiser niet te herleiden is tot de Syrische spraakgemeenschap, wordt door de rechtbank als deskundigenbericht geaccepteerd.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44531

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 13 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 5 november 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025, samen met de zaak NL24.44532, op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser komt uit Syrië. Hij stelt dat zijn ouders zijn vermoord door het Syrische regime vanwege het werk van zijn vader als journalist. Na de dood van zijn ouders was de oom van eiser verantwoordelijk voor hem. Eiser moest van zijn oom voor zijn eigen veiligheid zijn land verlaten. Eiser stelt niet terug te kunnen naar Syrië omdat hij bang is dat het Syrische regime hem nog steeds zoekt en hem wil vermoorden. Ook vreest eiser in Syrië de militaire dienstplicht te moeten vervullen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst,
de moord op de ouders van eiser vanwege het werk van zijn vader, en
de vrees voor militaire dienstplicht.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig. Eiser heeft geen documenten overgelegd dat zijn identiteit, nationaliteit en herkomst onderbouwt. Ook stelt de minister zich op het standpunt dat eiser verschillend verklaart over welk document hij precies in zijn bezit heeft gehad. De verklaringen over het ontbreken van documenten acht de minister om die reden niet verschonend. Verder heeft eiser niet de inspanning geleverd die van hem verwacht mocht worden om de documenten weer in zijn bezit te krijgen door deze als verloren op te geven. Daarnaast is uit de taalanalyse gebleken dat de spreektaal van eiser niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Syrië.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het gestelde referentiekader van eiser?
6. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser heeft geen onderwijs genoten en heeft een laag begripsniveau en is laaggeletterd. De door eiser gegeven antwoorden over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst maar ook de andere feiten en omstandigheden – zoals de verklaring over het ontbreken van documenten, dat hij in Oostenrijk bekend staat onder een andere naam en de taalanalyse – hadden met inachtneming van eisers laag begripsniveau en gebrek aan opleiding gewogen moeten worden. Dat eiser termen als geboorteakte, identiteitskaart en uittreksel door elkaar haalt, mag hem gezien zijn referentiekader niet worden tegengeworpen. Ook de stelling van de minister dat van eiser verwacht mag worden dat hij eenduidig kan verklaren over de identiteitsdocumenten geeft volgens eiser geen blijk van het voldoende meewegen van het referentiekader van eiser.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. De minister stelt zich daarbij terecht op het standpunt dat het betoog van eiser dat hij als laaggeletterd moet worden beschouwd en een laag begripsniveau heeft niet overeenkomt met zijn eigen verklaring dat hij heeft leren lezen en schrijven. [1] Eiser heeft ook geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat eiser een laag begripsniveau heeft of laaggeletterd is. Daar komt bij dat uit het MediFirst rapport volgt dat eiser vermoeidheidsklachten heeft waardoor tijdens het horen – mocht eiser aangeven klachten te hebben – voldoende pauzes ingelast moeten worden. Hoewel uit het MediFirst rapport ook blijkt dat eiser moeite heeft met het benoemen van exacte data, verwacht de minister terecht van hem dat hij uitleg kan geven hoe hij het identificerende document is kwijtgeraakt en hij kan aangeven of hij een geboorteakte, identiteitskaart of uittreksel heeft gehad. Verder stelt de minister terecht dat eisers zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet enkel op basis van zijn verklaringen ongeloofwaardig is geacht, maar ook heeft gekeken naar het ontbreken van relevante documenten zonder goede reden, naar het feit dat eiser in Oostenrijk bekend stond onder een andere naam en naar de taalanalyse.
Taalanalyse
7. Eiser betoogt dat de minister de uitkomsten van de taalanalyse ten onrechte bij zijn beoordeling heeft betrokken. In de taalanalyse van het TOELT [2] van 4 september 2024 is onvoldoende meegewogen dat eiser op jonge leeftijd vertrokken is uit Syrië, hij in Syrië geen opleiding heeft gehad en hij vanaf zijn tiende levensjaar alleen met mensen omging die niet-Syrische dialecten spraken. Om die reden beheerst eiser het Syrische dialect niet meer. Hier komt bij dat het uitgangspunt van de taalanalist dat Syrische vluchtelingen in groten getale in Turkije en Italië aanwezig zijn, niet maakt dat eiser tijdens zijn verblijf in die landen contact had met Syriërs. Verder betoogt eiser dat de minister niet op de uitkomst van het rapport kan afgaan, omdat de minister zich er niet van heeft vergewist dat het rapport op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Daar komt bij dat eiser concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht om te twijfelen aan de taalanalyse. De minister had hieromtrent meer duidelijkheid moeten vragen bij het TOELT.
7.1
Uit de taalanalyse van het TOELT volgt dat de spraak van eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap van Syrië. Geen enkele uiting van eiser komt overeen met enig dialect gangbaar in Syrië en zijn spraak bevat geen enkel kenmerkend Syrisch element. Het oorspronkelijke dialect van eiser is volgens de taalanalyse van het TOELT waarschijnlijk Marokkaans-Arabisch. Het is daarom volgens de taalanalist en linguïst niet aannemelijk dat eiser ooit langdurig in Syrië heeft verbleven. De verklaring van eiser dat hij vanaf zijn tiende levensjaar alleen maar met mensen omging die niet-Syrische dialecten spreken is naar het inzicht van de taalanalist en de linguïst niet overtuigend. Ook is het volgens de taalanalist en linguïst niet voorstelbaar dat de contacten die eiser zou hebben gehad met sprekers van andere Arabische dialecten zo langdurig en intensief zijn geweest dat hij zijn oorspronkelijke Syrische dialect volledig heeft verleerd.
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat een rapport van het TOELT een deskundigenbericht is, waar de minister in beginsel van uit mag gaan. [3] Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd.
7.3
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat in de taalanalyse onvoldoende is meegewogen dat eiser op jonge leeftijd uit Syrië is vertrokken, geen opleiding heeft gehad en vanaf zijn tiende alleen maar met mensen omging die niet-Syrische dialecten spreken. Uit de verklaring van de deskundige, zoals weergegeven in het rapport van het TOELT, blijkt dat het rapport onderworpen is geweest aan controle van een linguïst en dat het werk van taalanalisten aan een voortdurende kwaliteitscontrole is onderworpen. Verder staat in het rapport dat de taalanalist afkomstig is uit Syrië, hij Kurmandji-Koerdisch en Syrisch-Arabisch op moedertaalniveau spreekt, hij standaard Arabisch beheerst en hij uitgebreid is getest. Eiser heeft geen aanknopingspunten overgelegd om te twijfelen aan de kwaliteit en betrouwbaarheid van de taalanalyse. Daar komt bij dat de omstandigheden dat eiser op jonge leeftijd uit Syrië zou zijn vertrokken, hij geen opleiding zou hebben gehad en dat hij stelt vanaf zijn tiende geen contact te hebben gehad met mensen met een Syrisch dialect in de beoordeling is betrokken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het rapport van TOELT op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusie daarop aansluit. Het advies van TOELT is daarmee op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen en de kritiek van eiser biedt onvoldoende aanknopingspunten om daaraan te twijfelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister voldaan heeft aan de vergewisplicht die volgt uit artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht. De minister mocht dus op basis van dit advies twijfelen aan de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres.
Mocht de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig achten?
8. Eiser betoogt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig zijn. De minister heeft de aanvraag van eiser ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. Ook had de minister eiser geen terugkeerbesluit en inreisverbod mogen opleggen. Eiser brengt daarvoor het volgende naar voren.
Documenten
8.1.
Op 28 januari 2025 heeft eiser documenten overgelegd. Dit zou een kopie van een uittreksel uit het geboorteregister betreffen met een vertaling. Deze zou eiser via een gemachtigde advocaat in [plaats 1] hebben weten te verkrijgen. De ingeschakelde advocaat heeft aangegeven het origineel naar eiser in Nederland te hebben toegezonden. Tot op heden heeft eiser dit document nog niet ontvangen.
Verklaringen
8.1.1.
Eiser betoogt verder dat – gelet op zijn correcties en aanvullingen – geen sprake is van tegenstrijdige verklaringen. Eiser heeft in de correcties en aanvullingen uitgelegd dat hij nooit een identiteitskaart heeft gehad. Het verschil tussen een geboorteakte of uittreksel is te verwaarlozen. Daarnaast heeft eiser afdoende verklaringen afgelegd dat het document samen met zijn telefoon in [plaats 2] is gestolen. Dat eiser geen aangifte heeft gedaan, doet aan deze verklaring niet af. Eiser heeft namelijk bij de receptie van het aanmeldcentrum aangegeven dat zijn spullen gestolen waren. Tegen eiser werd alleen gezegd dat hij goed moest zoeken. Niemand heeft eiser erop gewezen dat hij aangifte had moeten doen bij de politie. Daarbij komt dat er een kans bestond dat na aangifte het document teruggevonden zou worden en daarmee de noodzaak van aangifte niet aanwezig was. De minister stelt zich ten onrechte op het standpunt dat eiser geen goede verklaring heeft voor het niet hebben van documenten. Verder betoogt eiser dat de minister eraan voorbijgaat dat eiser juiste informatie heeft verstrekt over zijn herkomstplaats in Syrië en over Syrië in het algemeen. Dit is volgens eiser juist een kernpunt in de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers herkomst en nationaliteit. Tot slot betoogt eiser dat hij in Oostenrijk een andere identiteit heeft opgegeven omdat hij niet in Oostenrijk wilde blijven. Dit is, mede gelet op zijn referentiekader, volgens eiser niet bevreemdend.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daarvoor is het volgende van belang.
Documenten
8.2.1.
De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Ten aanzien van de door eiser overgelegde geboorteakte stelt de minister zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt dat eiser daarmee niet alsnog zijn identiteit, nationaliteit en herkomst heeft aangetoond. Niet in geschil is dat de door eiser overgelegde document geen (officiële) identiteitsdocument is. Het betreft slechts een kopie en de geboorteakte bevat geen pasfoto van eiser. De minister stelt niet ten onrechte dat er niet veel bewijswaarde aan kan worden gehecht. Verder heeft eiser op geen enkele wijze onderbouwd dat hij met behulp van een gemachtigde advocaat een uittreksel uit het geboorteregister van [plaats 1] heeft weten te verkrijgen en de advocaat het origineel naar eiser in Nederland heeft toegezonden. Ook is niet gebleken dat eiser bezig is met het verkrijgen van dergelijke documenten.
Verklaringen
8.2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank werpt de minister terecht tegen dat de verklaringen van eiser over welk document hij bezit of in bezit heeft gehad tegenstrijdig zijn. Eiser verklaart bij het AVIM dat hij een geboorteakte en identiteitskaart had, maar dat hij die een keer is kwijtgeraakt. [4] In het aanmeldgehoor Dublin verklaart eiser dat hij zijn identiteitskaart samen met zijn tas is kwijtgeraakt in Italië. [5] In het verslag nader gehoor verklaart eiser geen documenten te hebben omdat hij zijn land verliet toen hij tien jaar oud was. [6] In het aanvullend gehoor verklaart eiser een uittreksel in [plaats 2] te hebben afgegeven. [7] Gezien het voorgaande had de minister het betoog van eiser dat zijn verklaringen wel samenhangend en aannemelijk zijn niet hoeven volgen. Het betoog van eiser dat het verschil tussen een geboorteakte of uittreksel te verwaarlozen is doet aan het voorgaande niet af, omdat ook het relaas op meerdere punten tegenstrijdig is. De minister kon eiser daarnaast tegenwerpen dat zijn verklaringen over de diefstal van het uittreksel uit het geboorteregister in [plaats 2] niet heeft onderbouwd met een aangifte. Daarbij heeft de minister kunnen overwegen dat van iemand die stelt in Italië aangifte te hebben gedaan van het verliezen van een identiteitsdocument, verwacht mag worden dat hij het belang van identiteitsdocumenten en van het doen van aangifte bij vermissing daarvan inziet. Het betoog van eiser dat hij in [plaats 2] geen aangifte heeft gedaan omdat niemand hem hierop had gewezen, maakt dit niet anders. Eiser had dat op een later moment alsnog kunnen doen, maar heeft dit niet gedaan. Verder stelt eiser ten onrechte dat de minister voorbijgaat aan de juiste informatie dat eiser heeft verstrekt over zijn herkomstplaats in Syrië en over Syrië in het algemeen. De minister laat dat in het bestreden besluit in het voordeel van eiser meewegen. Uit het feit dat eiser zich in Oostenrijk heeft bediend van aliassen heeft de minister ten slotte mogen opmaken dat twijfels bestaan over de oprechtheid en intenties van eiser en dat dat afbreuk doet aan zijn geloofwaardigheid. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugkeerbesluit
9. In het terugkeerbesluit van eiser staat dat eiser dient terug te keren naar Syrië, Marokko of Irak. Eiser betoogt dat in het terugkeerbesluit één land genoemd had moeten worden. Eiser heeft op zitting toegelicht dat de klacht uitsluitend gericht is tegen het feit dat er onvoldoende indicaties zijn om de landen Syrië, Marokko en Iran te noemen in het terugkeerbesluit.
9.1.
De Afdeling heeft onder meer in de uitspraak van 8 mei 2024 [8] overwogen dat in een terugkeerbesluit altijd een land van bestemming moet worden genoemd, ook als onduidelijk is van welk land de vreemdeling de nationaliteit heeft. Daarbij moet in elk rechtmatig terugkeerbesluit een of meer landen van terugkeer moeten worden vermeld. Het betoog van eiser dat in het terugkeerbesluit één land opgenomen had moeten worden, volgt de rechtbank dan ook niet. Verder is de rechtbank van oordeel dat gezien de hiervoor genoemde Afdelingsuitspraak en de conclusie van de taalanalyse de minister niet ten onrechte de landen Syrië, Marokko en Iran in het terugkeerbesluit heeft opgenomen. De rechtbank betrekt hierbij dat het terugkeerbesluit het begin van een terugkeerproces markeert, waarbij soms pas na aanvang van de terugkeerprocedure met meer zekerheid zal blijken op welke land de minister de uitzettingshandeling zal verrichten. Bij het nemen van het terugkeerbesluit hoeft daarom nog niet vast te staan naar welk land de vreemdeling daadwerkelijk moet of zou kunnen terugkeren. [9]
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
10. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de minister hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie verslag nader gehoor, p. 9.
2.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal.
3.Zie onder andere de uitspraken van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197 en van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:490.
4.Zie proces-verbaal van verhoor, p. 2.
5.Zie verslag gehoor aanmeldfase, p. 4.
6.Zie verslag nader gehoor, p. 4.
7.Zie verslag aanvullend gehoor, p. 4.
8.ABRvS 8 mei 2024, ECLI:NL:ABRvS:2024:1970.
9.ABRvS 8 mei 2024, ECLI:NL:ABRvS:2024:1970, r.o. 5.1.4.