ECLI:NL:RBDHA:2025:9885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
NL25.4426
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buitenbehandelingstelling van asielaanvraag van een Jemeniet

In deze zaak heeft eiser, een Jemenitische nationaliteit hebbende, op 22 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 24 januari 2025 in de algemene procedure buiten behandeling gesteld. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was. Eiser stelt dat hij met onbekende bestemming is vertrokken, maar dat dit niet betekent dat hij geen recht heeft op een inhoudelijke beoordeling van zijn asielverzoek. De rechtbank heeft overwogen dat het procesbelang vervalt als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder dat bekend is waar hij verblijft. Eiser heeft niet aangetoond dat hij nog in Nederland verblijft en heeft ook niet laten blijken dat hij prijs stelt op de bescherming in Nederland. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is en heeft de zaak niet inhoudelijk beoordeeld. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 30 mei 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4426

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Eiser heeft op 22 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Jemenitische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 2006.
2. Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw [1] , omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en zich niet binnen de daarvoor gestelde termijn alsnog heeft gemeld.
3. Eiser voert hiertegen het volgende aan. Eiser en zijn gemachtigde hebben contact onderhouden en daargelaten of eiser zich al dan niet op de juiste wijze eerder aan een meldplicht heeft gehouden, heeft verweerder ten onrechte het asielverzoek buiten behandeling gesteld omdat eiser met onbekende bestemming zou zijn vertrokken. Dit betekent immers nog niet dat eiser geen rechtens te respecteren belang heeft om een verdere beoordeling van zijn asielverzoek te verkrijgen noch dat hij niet meer in Nederland zou verblijven. Het bestreden besluit is enkel geslagen op basis van de aanname van een MOB-melding zonder verder in te gaan op de inhoudelijke argumenten om eiser een verblijfsvergunning in Nederland te verlenen. Nu het voornemen deels ook op onjuiste aannames was gebaseerd, meent eiser dat het bestreden besluit prematuur is. In het bestreden besluit wordt gesteld dat eiser rechtmatig verblijf heeft gehad in Griekenland
en dat daarom geen inreisverbod en terugkeerbesluit wordt opgelegd. Eiser heeft aan het rechtmatig verblijf in Griekenland echter geen verdere rechten kunnen ontlenen. Gezien deze feiten en omstandigheden is eiser van mening dat het in de rede ligt dat verweerder het asielverzoek inhoudelijk gaat beoordelen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is. Volgens vaste rechtspraak [2] ontvalt het procesbelang als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder dat bekend is waar hij verblijft omdat er dan van wordt uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dat hij zijn beroep wil handhaven. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5. Bij brief van 16 april 2025 heeft verweerder meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft daarbij een schermafdruk overgelegd uit zijn interne systeem. Eiser heeft zich sindsdien niet meer gemeld. Om een goede beoordeling te kunnen maken van het procesbelang heeft de rechtbank via een bericht in de digitale dossiers op 16 april 2025 aan de gemachtigde van eiser gevraagd of hij nog contact heeft met eiser. Bij bericht van 23 april 2025 heeft de gemachtigde van eiser enkel laten weten dat hij nog contact heeft met eiser. Daaruit blijkt echter niet wanneer er voor het laatst contact is geweest, of de gemachtigde weet of eiser nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht van 7 mei 2025, ook niet ter zitting verschenen.
6. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat niet vast staat dat de gemachtigde nog contact onderhoudt met eiser over de te nemen stappen in de procedure en dat niet is gebleken dat eiser zich in Nederland bevindt. Dit betekent dat eiser niet heeft laten blijken dat hij nog prijs stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. Hieruit volgt dat niet wordt aangenomen dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het besluit tot buitenbehandelingstelling van de asielaanvraag.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 30 mei 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zie hiervoor de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.