ECLI:NL:RBDHA:2025:9890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
C/09/671178 / HA ZA 24-705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschil over geluidsoverlast en dwangsommen tussen buren

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een burenconflict dat is ontstaan door geluidsoverlast. Beide partijen, [eiser] en [gedaagden] c.s., hebben woningen met tuinen die aan elkaar grenzen. Eerder zijn er kortgedingprocedures gevoerd waarin aan [eiser] een verbod is opgelegd om geluidsoverlast te veroorzaken, met de mogelijkheid van dwangsommen bij overtreding. [gedaagden] c.s. hebben aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen voor vermeende overtredingen door [eiser]. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat [eiser] voor twee van de aangezegde dwangsommen verantwoordelijk is, maar dat de meeste dwangsommen ten onrechte zijn aangezegd. De rechtbank heeft [gedaagden] c.s. veroordeeld tot terugbetaling van de reeds geïncasseerde dwangsommen voor de periode waarin deze onterecht zijn opgelegd. Daarnaast is [eiser] veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagden] c.s. voor de overlast die hij heeft veroorzaakt in de periode van 2020 tot 2023. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen onderling duidelijke afspraken moeten maken om verdere escalatie te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/671178 / HA ZA 24-705
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.J.H. Anker,
tegen

1.[gedaagde 1] te [woonplaats] ,2. [gedaagde 2] te [woonplaats] ,

gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] c.s.,
advocaat: mr. M.J.S. Spanjersberg.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
Partijen hebben beiden een koopwoning met een tuin aan de achterzijde. Deze tuinen grenzen deels aan elkaar. Tussen partijen is enkele jaren geleden een geschil ontstaan vanwege (geluids)overlast. Eerder hebben twee kortgedingprocedures plaatsgevonden. In het eerste kort geding is – samengevat – aan [eiser] een verbod opgelegd om op onrechtmatige wijze geluidsoverlast te veroorzaken op straffe van een dwangsom. Daarna hebben [gedaagden] c.s. aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen voor zes (vermeende) overtredingen en is loonbeslag gelegd. In het tweede kort geding heeft [eiser] – samengevat – opheffing van het beslag en terugbetaling van de dwangsommen gevorderd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat één van de zes dwangsommen onterecht is aangezegd.
1.2.
In de periode daarna zijn tweeëndertig dwangsommen aangezegd door [gedaagden] c.s. [eiser] vindt dat de dwangsommen onterecht zijn aangezegd. Daarnaast meent [eiser] dat met het eerste vonnis een zeer ruim verbod is opgelegd, waarvan de inhoud niet duidelijk (genoeg) is. [eiser] vordert daarom een nadere concretisering van het aan hem opgelegde verbod en een oordeel over de in 2024 aangezegde dwangsommen. [gedaagden] c.s. vinden dat de dwangsommen terecht zijn aangezegd. Zij vorderen in reconventie schadevergoeding en een veroordeling van [eiser] om zijn koopwoning te verlaten en niet meer terug te keren.
1.3.
Het vonnis is als volgt opgebouwd. De rechtbank noemt eerst welke stukken door partijen zijn ingediend en hoe de procedure is verlopen. Dan volgt een beschrijving van de feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn. Vervolgens vat de rechtbank de vorderingen samen die partijen over en weer (in conventie en in reconventie) hebben ingesteld. Daarna volgen de beoordeling van die vorderingen en de juridische argumenten die partijen daarvoor hebben aangedragen. Het vonnis wordt afgesloten met de beslissingen op de vorderingen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 augustus 2024, met producties 1 t/m 13 van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord in het incident van [gedaagden] c.s.;
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie, met producties 0 t/m 13 van [gedaagden] c.s.;
- het vonnis in incident van 30 oktober 2024;
- het tussenvonnis van 20 november 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie met wijziging eis in conventie, met producties 14 t/m 20 van [eiser] ;
- de akte van 24 januari 2025 met producties 21 en 22 van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 3 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de akte van 19 februari 2025 met een digitale gegevensdrager (USB-stick) van [gedaagden] c.s.;
- de akte van 10 maart 2025 met producties 23 en 24 van [gedaagden] c.s.;
- de antwoordakte van 12 maart 2025 van [eiser] ;
- de correspondentie tussen partijen omtrent het bezwaar tegen de akte met producties 23 en 24 van [gedaagden] c.s.;
- het B-formulier van [gedaagden] c.s. met het verzoek zich uit te mogen laten over de (antwoord)akte van 12 maart 2025;
- het bericht van de rechtbank van 26 maart 2025, waarmee is beslist dat de akte met producties 23 en 24 van [gedaagden] c.s. buiten beschouwing wordt gelaten wegens strijd met de goede procesorde en dat [gedaagden] c.s. evenmin in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de antwoordakte van [eiser] .
2.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] woont aan de [adres 1] in [plaats] . [gedaagden] c.s. wonen met hun kinderen aan de [adres 2] in [plaats] . De woningen van partijen liggen aan de achterzijde schuin tegenover elkaar. De tuinen aan de achterzijde van de woningen grenzen aan elkaar.
3.2.
[eiser] heeft een autismespectrumstoornis, waarvoor hij wordt begeleid door Stichting Kopzorgen.
3.3.
[eiser] ervaart overlast van (leef)geluiden van (de kinderen van) [gedaagden] c.s. [gedaagden] c.s. en hun kinderen ervaren op hun beurt (geluids)overlast van [eiser] .
3.4.
Eind 2022 hebben [gedaagden] c.s. bij deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen (onder meer) [eiser] . In dat kort geding hebben [gedaagden] c.s. – samengevat – gevorderd [eiser] te verbieden om geluidsoverlast te veroorzaken en om hen en hun kinderen en andere personen op hun erf onheus te bejegenen en om hem te verplichten maatregelen te nemen om de overlast te beperken.
3.5.
Bij vonnis van 23 januari 2023 (hierna: het Vonnis) heeft de voorzieningenrechter aan [eiser] het volgende verbod opgelegd:
“5.1. verbiedt [eiser] om op onrechtmatige wijze geluidsoverlast te veroorzaken, waaronder – maar niet beperkt tot – het draaien van zeer harde muziek met een raam en/of deur open, alsmede om [gedaagden] c.s. en/of hun kinderen en/of anderen die zich rechtmatig op het erf van [gedaagden] c.s. bevinden uit te schelden, te beledigen en te bedreigen en om de door partijen ter zitting hierover gemaakte afspraken, zoals nader uitgewerkt na de zitting, te schenden;
5.2.
bepaalt dat [eiser] een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere keer dat hij dit verbod overtreedt, nadat hij hierop is aangesproken op de wijze zoals partijen met elkaar zijn overeengekomen, tot een maximum van € 10.000,-;”
3.6.
Uit het Vonnis volgt dat [eiser] – die bij de mondelinge behandeling niet zelf was verschenen – het door [gedaagden] c.s. gestelde overlastgevende gedrag heeft erkend, dat hij heeft erkend dat zijn gedrag onacceptabel is en dat hij daarvoor onder behandeling zal gaan. Hierbij is verder overwogen dat [eiser] heeft erkend dat hij zijn gedrag is gaan vertonen, omdat [gedaagden] c.s. eerder gemaakte afspraken niet waren nagekomen, met name de afspraak dat de kinderen van [gedaagden] c.s. geen lawaai in de tuin zouden maken voor negen uur ‘s ochtends. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het gedrag van [eiser] als onrechtmatig jegens [gedaagden] c.s. kan worden aangemerkt.
3.7.
Met het Vonnis was beoogd om concrete afspraken te maken, waartoe het volgende is overwogen:
“4.7. Indien [gedaagden] c.s. of [eiser] van mening zijn dat de andere partij een van de gemaakte afspraken schendt, zullen zij/zal hij dat melden in een app-groep, waar naast partijen ook een of meer personen van het hiervoor vermelde persoonlijke netwerk van [eiser] deel van zullen uitmaken. Partijen spreken van tevoren met elkaar af met welke neutrale tekst deze meldingen zullen worden gedaan. De andere partij kan daarop, eveneens met een vooraf afgesproken neutrale tekst, reageren. Daarbij kan dan worden geantwoord dat de melding volgens die partij niet terecht is of dat deze wel terecht is en dat de geluidsoverlast daarom zal worden gestaakt. Indien dit niet tot een oplossing leidt, zal er een interventie van een van de personen van het netwerk van [eiser] kunnen plaatsvinden.
4.8.
Voor het verbeuren van dwangsommen zal worden aangesloten bij dit door partijen overeengekomen en nog nader uit te werken kader. Indien [eiser] desondanks, na gemaand te zijn op voormelde overeengekomen wijze, geluidsoverlast blijft veroorzaken, zal hij dwangsommen verbeuren.”
3.8.
Tegen het Vonnis is geen hoger beroep ingesteld en partijen hebben de ter zitting gemaakte afspraken (nog) niet nader uitgewerkt en vastgelegd.
3.9.
[gedaagden] c.s. hebben op enig moment aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen voor zes overtredingen. Ter executie van € 1.000 aan dwangsommen hebben [gedaagden] c.s. op 17 oktober 2023 ten laste van [eiser] executoriaal loonbeslag gelegd. [eiser] is vervolgens bij deze rechtbank een opheffingskortgeding gestart. Bij vonnis van 4 december 2023 heeft de voorzieningenrechter [gedaagden] c.s. verboden om één van de zes aangezegde dwangsommen te executeren. Verder zijn de vorderingen van [eiser] afgewezen, omdat de andere dwangsommen waren verbeurd.
3.10.
Daarna hebben [gedaagden] c.s. bij brieven van 14 mei, 27 mei, 27 juni, 10 juli en 15 juli 2024 aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen. Op 15 augustus 2024 is door hen executoriaal loonbeslag gelegd ten laste van [eiser] . Bij brieven van 23 september (tweemaal) en 7 november 2024 hebben [eiser] c.s. wederom aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen. De dwangsommen zien grotendeels op fluiten terwijl [eiser] ’s ochtends onder de douche staat, met het raam geopend. [gedaagden] c.s. en hun kinderen worden daar wakker van. Daarnaast zien de dwangsommen op het draaien van muziek.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (verkort weergegeven):
i. voor recht verklaart dat gedragingen en geluidsniveaus die in lijn zijn met een aantal door [eiser] voorgestelde leefregels geen geluidsoverlast opleveren in de zin van het Vonnis;
ii. voor recht verklaart dat de dwangsommen voor overlast in de periode 13 april t/m 9 september 2024 ten onrechte zijn aangezegd;
iii. [gedaagden] c.s. hoofdelijk veroordeelt de executie van de dwangsommen als bedoeld onder ii. te staken, op straffe van een dwangsom, en aan [eiser] terug te betalen wat al is verkregen vanwege de executiemaatregelen;
iv. [gedaagden] c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. De dwangsommen zijn volgens [eiser] onterecht aangezegd omdat geen sprake is geweest van geluidsoverlast in de zin van het Vonnis. Het gaat volgens [eiser] om normale leefgeluiden. Ook hebben [gedaagden] c.s. niet altijd voor aanzegging van de dwangsommen melding van de geluidsoverlast gemaakt, terwijl dat een vereiste is voor het verbeuren van dwangsommen.
4.3.
[gedaagden] c.s. voeren verweer. [gedaagden] c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure met wettelijke rente daarover. Op het verweer van [gedaagden] c.s. zal bij de beoordeling – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
in reconventie
4.4.
[gedaagden] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (verkort weergegeven):
i. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 13.000 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, dan wel een verwijzing naar de schadestaatprocedure;
ii. [eiser] veroordeelt zijn woning binnen drie maanden na het vonnis te verlaten en daar niet meer terug te keren;
iii. [eiser] veroordeelt in de proceskosten met wettelijke rente daarover.
4.5.
[gedaagden] c.s. leggen aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [eiser] is aansprakelijk voor de schade die zij leiden wegens gederfd woongenot. Subsidiair is sprake van ander nadeel dat op grond van artikel 6:106 onder a en b van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor vergoeding in aanmerking komt. Verder is [eiser] gehouden om geen onrechtmatige overlast als bedoeld in artikel 5:37 BW te veroorzaken. [gedaagden] c.s. vorderen nakoming van deze verplichting op grond van artikel 3:296 BW. In verbinding met de schakelbepaling van artikel 3:326 BW kunnen volgens [gedaagden] c.s. wellicht fysieke maatregelen worden getroffen, zodat [eiser] zijn woning dient te verlaten.
4.6.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden] c.s. in de kosten van deze procedure, met bepaling dat het liquidatietarief wordt vermeerderd met een factor twee. Op het verweer van [eiser] zal bij de beoordeling – voor zover van belang – nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Verklaring voor recht n.a.v. door [eiser] geformuleerde leefregels
5.1.
Het is [eiser] op grond van het Vonnis verboden om op onrechtmatige wijze geluidsoverlast te veroorzaken, waaronder – maar niet beperkt tot – het draaien van zeer harde muziek met een raam en/of deur open, alsmede om [gedaagden] c.s. en/of hun kinderen en/of anderen die zich rechtmatig op het erf van [gedaagden] c.s. bevinden uit te schelden, te beledigen en te bedreigen en om de door partijen ter zitting hierover gemaakte afspraken te schenden. [eiser] verbeurt een dwangsom van € 250 voor iedere keer dat hij dit verbod overtreedt, nadat hiervan melding is gemaakt in een Signal groep, tot een maximum van € 10.000.
5.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een zeer ruim geformuleerd verbod. [gedaagden] c.s. maken volgens [eiser] ten onrechte aanspraak op dwangsommen vanwege gedragingen die niet onder de reikwijdte van het verbod vallen. [eiser] heeft behoefte aan concretere normen en vordert een verklaring voor recht over geluidsniveaus die geen geluidsoverlast opleveren.
5.3.
De rechtbank begrijpt de vordering als volgt. Indien partijen zich aan de leefregels houden die [eiser] heeft opgesomd onder randnummer 26 van de dagvaarding, is geen sprake van onrechtmatige geluidsoverlast in de zin van r.o. 5.1 van het Vonnis. In het verlengde daarvan geldt volgens [eiser] (met terugwerkende kracht) dat hij geen dwangsommen verschuldigd is en zal zijn als hij zich aan deze leefregels houdt.
5.4.
De rechtbank begrijpt dat [eiser] behoefte heeft aan concrete normen en duidelijke regels, zoals een antwoord op de vraag of fluiten kwalificeert als een normaal leefgeluid of onrechtmatige geluidsoverlast. In het Vonnis is het [eiser] (onder meer) verboden om onrechtmatige geluidshinder te veroorzaken. Het antwoord op de vraag of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden (HR 3 mei 1991, NJ 1991/476). Enige vorm van hinder moet men dulden; het moet gaan om overlast. Niet elke overschrijding van bepaalde geluidsniveaus is dus zonder meer een onrechtmatige daad jegens degene die daar hinder van ondervindt.
5.5.
In algemene zin kan daarom niet worden vastgesteld dat het zich houden aan bepaalde leefregels – zoals het afspelen van muziek met een geluidsniveau van 85 dB bij de geluidsbron; het voor korte tijd afspelen van harde muziek of het voor langere tijd afspelen van harde muziek tijdens een feest indien dit ten minste vierentwintig uur van tevoren is aangekondigd – niet in onrechtmatige geluidsoverlast resulteert. Dat geldt tevens voor (hard) fluiten, neuriën en zingen in de eigen woning. Of dergelijke geluiden als onrechtmatige geluidsoverlast resulteren, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade en moet worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval. Vanzelfsprekend geldt dat het voortbrengen van geluid in de eigen woning geen geluidsoverlast zal veroorzaken als dat buiten de woning niet te horen is, bijvoorbeeld omdat het volume van het voortgebrachte geluid beperkt is en ramen en deuren zijn gesloten.
5.6.
In een aantal andere door [eiser] voorgestelde leefregels zijn verplichtingen opgenomen waarvoor geen grondslag bestaat. De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de verplichting voor partijen om een mediationtraject aan te gaan; elkaar uit de weg te gaan als de spanning weer oploopt en de verplichting voor partijen om geen mensen uit de omgeving van de ander te benaderen.
5.7.
De gevorderde verklaring voor recht zal als gevolg van het voorgaande worden afgewezen.
Verklaring voor recht over de aangezegde dwangsommen
5.8.
Op grond van het Vonnis is het [eiser] verboden op onrechtmatige wijze geluidsoverlast te veroorzaken en om [gedaagden] c.s., hun kinderen en anderen die zich rechtmatig op hun erf bevinden te beledigen of te bedreigen. In het Vonnis zijn, zoals hiervoor toegelicht, geen concrete geluidsnormen vastgelegd. De reikwijdte van het verbod strekt zich in ieder geval uit tot gedragingen waarvan [eiser] ten tijde van het eerste kort geding heeft erkend dat die onrechtmatig zijn. Dit betreft in ieder geval het afspelen van muziek op een zeer luid volume, al dan niet in reactie op geluiden van de kinderen van [gedaagden] c.s. Ook valt daaronder het afspelen van harde muziek met de deuren en/of ramen open. Hierbij maakt het niet uit of [eiser] eerst de deur opent en pas later harde muziek afspeelt en ook niet of het al dan niet mooi weer is. [eiser] dient simpelweg te voorkomen dat zijn buren onrechtmatige geluidshinder ervaren. Daartegenover is afgesproken dat [gedaagden] c.s. er voor zullen zorgen dat hun kinderen niet vroeg in de ochtend al buiten herrie maken.
5.9.
[eiser] verbeurt op grond van het Vonnis dwangsommen voor iedere keer dat hij het verbod ernstige geluidshinder te veroorzaken overtreedt, nadat hij op neutrale toon hierop is aangesproken in de gezamenlijke Signal groep. [eiser] kan daarop reageren als de melding van geluidsoverlast volgens hem niet terecht is. Een eventuele interventie van iemand uit het netwerk van [eiser] is niet bepalend voor de vraag of een dwangsom is verbeurd. Waar het om gaat is dat dwangsommen verbeurd raken indien geluidsoverlast voortduurt nadat [eiser] daarop is aangesproken en niet is vastgesteld dat de melding onterecht is. Daarom zal van geval tot geval moeten worden bekeken of door [gedaagden] c.s. in redelijkheid aanspraak kan worden gemaakt op dwangsommen.
5.10.
[gedaagden] c.s. hebben tweeëndertig dwangsommen (in totaal € 8.000) aangezegd voor gedragingen van [eiser] in de periode vanaf 13 april 2024 tot en met 9 september 2024. De gestelde overtredingen worden hierna onder r.o. 5.12.1 tot en met 5.12.17 besproken. Hierbij komt aan de orde of de gestelde gedragingen van [eiser] overtredingen opleveren van het Vonnis en of [gedaagden] c.s. op de juiste wijze melding hebben gemaakt.
13 april en 1 mei 2024 (muziek)
5.10.1.
Op 14 mei 2024 hebben [gedaagden] c.s. € 500 aan dwangsommen aangezegd voor het afspelen van harde muziek op 13 april en 1 mei 2024. [gedaagden] c.s. hebben op 13 april 2024 via Signal een bericht aan [eiser] gestuurd waarin hij is verzocht de deur dicht te doen als er op dat betreffende volume muziek wordt gedraaid. Met betrekking tot deze melding is een videofragment overgelegd waaruit blijkt dat [eiser] muziek draait met de deur van zijn woning geopend. Ook uit de verklaring van een derde, die op 13 april 2024 in de woning van [gedaagden] c.s. aanwezig is geweest, volgt dat [eiser] luide muziek heeft gedraaid.
5.10.2.
[eiser] heeft vervolgens via Signal gereageerd dat de muziek niet harder staat dan zijn eigen stem en dat [gedaagden] c.s. aan het zoeken zijn. Hieruit blijkt niet dat [eiser] de muziek zachter heeft gezet of zijn deur heeft gesloten, zodat hij het Vonnis heeft overtreden en een dwangsom van € 250 heeft verbeurd.
5.10.3.
Ook op 1 mei 2024 hebben [gedaagden] c.s. melding gemaakt van harde muziek. Met betrekking tot deze melding hebben [gedaagden] c.s. geluidsopnames overgelegd die vanuit hun woning of tuin zijn gemaakt. Uit de melding blijkt dat [gedaagden] c.s. bij [eiser] hebben geklaagd over geluidsoverlast, hetgeen wordt ondersteund door de geluidsopnames. [eiser] heeft gereageerd dat [gedaagden] c.s. weer aan het zoeken zijn en hem niet meer lastig moeten vallen. Hieruit blijkt niet dat [eiser] de muziek zachter heeft gezet of deuren en/of ramen heeft gesloten, zodat hij het Vonnis heeft overtreden en een dwangsom van € 250 heeft verbeurd.
7 tot en met 25 mei 2024 (fluiten, zingen en neuriën)
5.10.4.
Op 27 mei 2024 hebben [gedaagden] c.s. € 750 aan dwangsommen aangezegd voor in totaal zes gedragingen die volgens hen in strijd zijn met het Vonnis (vroeg in de ochtend fluiten, zingen en neuriën met het raam open). [gedaagden] c.s. hebben op 7 en 17 mei 2024 geen melding bij [eiser] gemaakt van de vermeende overlast. Zij hebben een geluidsopname en een videofragment overgelegd waaruit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende blijkt dat [eiser] het Vonnis heeft overtreden. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat hij tijdens het douchen wel eens neuriet, zingt of fluit en dat hij voor de ventilatie een raam in de badkamer heeft open staan. Uit de geluidsbestanden volgt dat het fluiten of neuriën dan hoorbaar is op het erf van [gedaagden] c.s. De aard, ernst en duur van de hinder is echter niet zodanig dat sprake is van onrechtmatige overlast. De rechtbank heeft op de geluidsopnamen normale fluit- en neuriegeluiden waargenomen, waarvan gelet op het volume, tijdstip (meestal tussen 6:45 uur en 7:30 uur in de ochtend) en de duur daarvan niet kan worden gezegd dat die het bestek van normale leefgeluiden te buiten gaan. Gelet op de korte afstand tussen de woningen is onvermijdelijk dat partijen normale leefgeluiden van elkaar horen. De rechtbank merkt daarbij op dat het [eiser] zou sieren als hij het fluiten en neuriën met het open raam zou beperken, gelet op het feit dat zijn buren daar last van hebben.
5.10.5.
Voor de vermeende overtredingen op 18 en 19 mei 2024 zijn (onduidelijke) geluidsopnames overgelegd. Daaruit volgt volgens de rechtbank niet dat sprake is van onrechtmatige hinder. Ook hebben [gedaagden] c.s. pas achteraf een bericht naar [eiser] gestuurd dat sprake zou zijn van overlast. Voor de vermeende overtreding op 20 mei 2024 is geen bewijs overgelegd, uitsluitend een bericht waarmee [eiser] wordt verzocht te stoppen met fluiten en neuriën in zijn woning. Hiermee hebben [gedaagden] c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld dat [eiser] het Vonnis heeft overtreden.
5.10.6.
Voor de vermeende overtreding op 25 mei 2024 hebben [gedaagden] c.s. een onduidelijke video overgelegd waarop op de achtergrond fluitende vogels en gefluit van (waarschijnlijk) [eiser] te horen is. Daarmee is volgens de rechtbank geen sprake van onrechtmatige hinder. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor in nummer 5.10.4 heeft overwogen ten aanzien van het fluiten.
5.10.7.
Uit het voorgaande blijkt niet dat [eiser] onrechtmatige hinder heeft veroorzaakt, zodat hij het Vonnis niet heeft overtreden en de dwangsommen van € 750 ten onrechte zijn aangezegd.
21 juni 2024 (fluiten)
5.10.8.
Op 26 juni 2024 hebben [gedaagden] c.s. een dwangsom van € 250 aangezegd voor het vroeg in de ochtend fluiten met het raam open op 21 juni 2024. [gedaagden] c.s. hebben een tweetal berichten overgelegd waarmee [eiser] is verzocht om te stoppen met fluiten vanuit zijn woning en een aantal geluidsfragmenten waarop (zacht) gefluit te horen is. De rechtbank oordeelt dat het normale leefgeluiden betreft. [eiser] heeft hiermee geen onrechtmatige hinder veroorzaakt, zodat hij het Vonnis niet heeft overtreden en de dwangsom van € 250 ten onrechte is aangezegd.
3 juli 2024 (fluiten)
5.10.9.
Op 10 juli 2024 hebben [gedaagden] c.s. een dwangsom van € 250 aangezegd voor het vroeg in de ochtend fluiten met het raam open op 3 juli 2024. [gedaagden] c.s. hebben een tweetal berichten overgelegd waarmee [eiser] is verzocht te stoppen met overlast veroorzaken en diverse videofragmenten waarop te zien is dat [eiser] zijn achterdeur en badkamerraam op een kier heeft staan en waarop gefluit te horen is. De rechtbank oordeelt dat het normale leefgeluiden betreft. [eiser] heeft hiermee geen onrechtmatige hinder veroorzaakt, zodat hij het Vonnis niet heeft overtreden en de dwangsom van € 250 ten onrechte is aangezegd.
15 juli 2024 (fluiten)
5.10.10.
Op 15 juli 2024 hebben [gedaagden] c.s. een dubbele dwangsom van € 500 aangezegd voor onophoudelijk gefluit en het veroorzaken van overlast vroeg in de ochtend op 15 juli 2024. In dit kader zijn twee berichten overgelegd waarmee [eiser] is verzocht te stoppen met overlast veroorzaken en diverse videofragmenten waarop gefluit van [eiser] en vogels te horen is. De rechtbank oordeelt dat het normale leefgeluiden betreft. [eiser] heeft hiermee geen onrechtmatige hinder veroorzaakt, zodat hij het Vonnis niet heeft overtreden en de dwangsommen van € 500 ten onrechte zijn aangezegd.
30 tot en met 31 juli 2024 (fluiten en muziek)
5.10.11.
Op 7 november 2024 hebben [gedaagden] c.s. € 500 aan dwangsommen aangezegd voor het vroeg in de ochtend fluiten op 30 en 31 juli 2024 en het draaien van harde muziek op 31 juli 2024. [gedaagden] c.s. hebben een verklaring van derden overgelegd die de woning van [gedaagden] c.s. dagelijks hebben bezocht om de huisdieren te verzorgen gedurende de vakantie van [gedaagden] c.s. Tijdens deze bezoeken is door hen geen gefluit en harde muziek waargenomen.
5.10.12.
Ten aanzien van het gefluit zijn zowel berichten waarmee [eiser] is verzocht te stoppen als videofragmenten waarop gefluit te horen is overgelegd. Van onrechtmatige hinder is volgens de rechtbank geen sprake. De rechtbank constateert ten aanzien van het draaien van harde muziek dat een bericht vanuit [gedaagden] c.s. om de muziek zachter te zetten en/of de ramen en deuren te sluiten ontbreekt. De rechtbank oordeelt daarom dat [eiser] het Vonnis niet heeft overtreden. De dwangsommen van € 500 zijn ten onrechte aangezegd.
5 tot en met 22 augustus 2024 (fluiten en muziek)
5.10.13.
Op 23 september 2024 hebben [gedaagden] c.s. € 1.000 aan dwangsommen aangezegd voor het driemaal vroeg in de ochtend fluiten en het draaien van harde muziek op 5, 6, 7 en 22 augustus 2024. [gedaagden] c.s. hebben ten aanzien van het gefluit op 5 augustus 2024 diverse videofragmenten en berichten overgelegd. De rechtbank oordeelt dat sprake is van normale leefgeluiden.
5.10.14.
Uit de door [gedaagden] c.s. overgelegde geluidsopnames volgt dat op 6 augustus 2024 enkele minuten harde muziek te horen is geweest. [gedaagden] c.s. hebben echter tweeëneenhalf uur later pas een bericht naar [eiser] gestuurd. Het is onduidelijk of [eiser] na ontvangst van dat bericht is doorgegaan met het draaien van harde muziek. Hiermee hebben [gedaagden] c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld dat [eiser] het Vonnis heeft overtreden.
5.10.15.
Voor de vermeende overtredingen op 7 en 22 augustus 2024 zijn een videofragment waarop gefluit te horen is en een bericht aan [eiser] respectievelijk twee geluidsopnames zonder bericht aan [eiser] overgelegd. De rechtbank oordeelt dat sprake is van normale leefgeluiden.
5.10.16.
Als gevolg van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat [eiser] het Vonnis niet heeft overtreden en de dwangsommen van € 1.000 ten onrechte zijn aangezegd.
23 augustus tot en met 9 september 2024 (fluiten)
5.10.17.
Op 23 september 2024 hebben [gedaagden] c.s. € 4.250 aan dwangsommen aangezegd voor het vroeg in de ochtend fluiten en het draaien van harde muziek op 23, 27, 28, 29 en 30 augustus en op 1, 2, 3, 5 en 9 september 2024. [gedaagden] c.s. hebben ten aanzien van deze vermeende overtredingen diverse geluidsopnames maar geen berichten aan [eiser] overgelegd, zodat niet is voldaan aan de vereisten van het Vonnis. De dwangsommen van € 4.250 zijn dan ook ten onrechte zijn aangezegd.
Staking van executie van dwangsommen en terugbetaling
5.11.
De slotsom is dat [eiser] voor twee overtredingen dwangsommen heeft verbeurd, maar voor de overige vermeende overtredingen niet. Dit betekent dat [gedaagden] c.s. geen dwangsommen mogen incasseren voor de gestelde overtredingen in de periode 7 mei 2024 tot en met 9 september 2024. Voor zover [gedaagden] c.s. deze dwangsommen reeds heeft geïncasseerd, dienen die aan [eiser] terugbetaald te worden. Dat geldt tevens voor de daaraan verbonden executiekosten, voor zover deze voor rekening van [eiser] zijn gekomen. Aangezien [gedaagden] c.s. ter zitting uitdrukkelijk hebben toegezegd een oordeel over het niet-verbeurd zijn van dwangsommen op te volgen, wordt aan dit verbod geen dwangsom verbonden.
5.12.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de huidige route die door partijen is ingeslagen het onderliggende geschil niet oplost. Uit r.o. 4.5 en 5.1 van het Vonnis volgt dat partijen hebben afgesproken om de globale afspraken die tijdens het eerste kort geding zijn gemaakt nader uit te werken. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling van onderhavige zaak bevestigd dat dit niet is gelukt. De door [eiser] gewenste duidelijke leefregels en concrete normen komen daardoor niet in zicht. De door [gedaagden] ervaren overlast is evenmin geëindigd. Zij ervaren thans zelfs overlast van normale leefgeluiden van [eiser] , zoals het fluiten en neuriën. Het aanzeggen van dwangsommen door [gedaagden] c.s. zorgt voor verdere escalatie en discussie tussen partijen over wat wel en niet toelaatbaar is. De rechtbank constateert dat deze (juridische) route partijen niet brengt wat zij willen; rust en duidelijkheid. Deze wens lijkt alleen te kunnen worden gerealiseerd door het maken van onderlinge afspraken en het vervolgens naleven van deze afspraken. De rechtbank dringt er bij partijen nogmaals op aan om onder begeleiding van een derde (zoals een mediator) te komen tot voor beide partijen aanvaardbare leefregels.
Proceskosten
5.13.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
Schadevergoeding
5.14.
[gedaagden] c.s. vorderen een schadevergoeding van € 13.000 dan wel verwijzing naar de schadestaatprocedure. Ter zitting hebben [gedaagden] c.s. verklaard dat zij primair schadevergoeding vorderen wegens gederfd woongenot en subsidiair met een beroep op 6:106 onder a en b BW.
Gederfd woongenot
5.15.
[gedaagden] c.s. stellen dat [eiser] sinds het voorjaar 2020 hun woongenot verstoort door overlast te veroorzaken. Die overlast bestaat daaruit dat [eiser] in zijn tuin en woning overmatig schreeuwt, op [gedaagden] c.s. scheldt, [gedaagden] c.s. bedreigt, intimideert en sart en door hardstyle muziek op een luid volume af te spelen met ramen en/of tuindeur open. Daar is meer recent bijgekomen het fluiten met ramen en deuren open. Dit alles levert een inbreuk op een recht op als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW op en is in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid, aldus [gedaagden] c.s. Aangezien de geluidsoverlast volgens [gedaagden] c.s. met name in de lente en zomer plaatsvindt, vorderen [gedaagden] c.s. de helft van de jaarlijkse hypotheekrente over een periode van vier jaar.
5.16.
[eiser] betwist dat sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast en/of ander nadeel. Volgens [eiser] gaat het om subjectieve ervaringen en ervaren de andere buurtbewoners geen (geluids)overlast door zijn gedragingen. Voor zover sprake zou zijn van onrechtmatige geluidsoverlast gaat het slechts om enkele incidenten en niet om continue geluidsoverlast, aldus [eiser] .
5.17.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] tijdens het eerste kort geding heeft erkend dat hij het door [gedaagden] c.s. in die procedure geschetste overlastgevende gedrag heeft vertoond en ook dat dit onacceptabel is. Ook in deze procedure heeft [eiser] het in het Vonnis beschreven overlastgevende gedrag onvoldoende betwist. Uit het Vonnis blijkt dat het door [gedaagden] c.s. geschetste gedrag bestaat uit overmatig schreeuwen, schelden, bedreigen, het intimideren en sarren van [gedaagden] c.s. en hun kinderen en het afspelen van muziek op een luid volume met de ramen en/of tuindeur open, waarmee wordt gereageerd op (leef)geluiden van [gedaagden] c.s. waar hij gefrustreerd van raakt. Ook zonder aanleiding wordt de geschetste overlast door [eiser] veroorzaakt. Uit het Vonnis blijkt voorts dat in de kort geding procedure door [eiser] niet is betwist dat hij de intentie had om overlast te veroorzaken en opzettelijk maatregelen nam om de overlast te vergroten en maatregelen achterweg liet die ertoe zouden leiden dat hij zelf minder last heeft van omgevingsgeluiden. Voorts is niet betwist dat zowel de tienjarige dochter van [gedaagden] c.s. als mevrouw [gedaagden] onder behandeling zijn bij een psycholoog vanwege het door [eiser] vertoonde gedrag. Partijen zijn het erover eens dat het schelden, intimideren en sarren door [eiser] na het Vonnis is verminderd, maar verschillen van mening over de vraag of thans sprake is van andere vormen van overlast.
5.18.
De rechtbank constateert dat de overlast na de kortgedingprocedures is afgenomen. Het schelden en intimideren is gestopt. Ten aanzien van het fluiten is hiervoor overwogen dat dit geen onrechtmatige hinder oplevert. Ook wordt door [eiser] slechts sporadisch harde muziek gedraaid. Wanneer dat gebeurt, kunnen [gedaagden] c.s. in lijn met het Vonnis verzoeken de muziek zachter te zetten, bij gebreke waarvan [eiser] dwangsommen verbeurt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aard en intensiteit van de door [gedaagden] c.s. ervaren overlast na het tweede kort geding vonnis (4 december 2023) zodanig is verminderd, dat de overlast van na die datum geen inbreuk op het woongenot van [gedaagden] c.s. oplevert die schadevergoeding rechtvaardigt.
5.19.
Dat is anders ten aanzien van de overlast die [eiser] vanaf voorjaar 2020 tot aan 4 december 2023 heeft veroorzaakt. Die overlast overschrijdt gezien de aard, de ernst en de duur daarvan de grenzen van hetgeen [gedaagden] c.s. in het maatschappelijk verkeer als gewone hinder hebben te accepteren en vormt een inbreuk op hun eigendomsrechten en op hun recht op ongestoord woongenot. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het [eiser] in die periode kennelijk de intentie heeft gehad om overlast voor [gedaagden] c.s. te veroorzaken en het gedrag van [eiser] in die periode een negatieve invloed op het leven [gedaagden] c.s. en hun kinderen heeft gehad. De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn stelling dat uitsluitend tijdens een incident van (geluids)overlast sprake is van verminderd woongenot. [eiser] heeft in de genoemde periode structureel inbreuk gemaakt op het woongenot van [gedaagden] c.s. De inbreuk op het woongenot was daarmee niet ten einde zodra [eiser] bijvoorbeeld op enig moment harde muziek heeft uitgezet. Onderdeel van de inbreuk op het woongenot is nu juist dat de overlast op elk moment weer hervat kon worden, hetgeen op zichzelf beschouwd al een inbreuk vormt op het woongenot van [gedaagden] c.s.. [gedaagden] c.s. hebben hun tuin gedurende lange tijd (vrijwel) niet kunnen gebruiken en ook in de woning hebben zij niet het woongenot ervaren dat zij mochten verwachten. Het verminderde woongenot levert vermogensschade op die voor vergoeding in aanmerking komt. [eiser] is op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor deze schade.
5.20.
[gedaagden] c.s. hebben ter begroting van de schade aansluiting gezocht bij het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AR6460 (
Burger/Brouwer Motors BV)). Het gemiste onstoffelijke voordeel wordt volgens de Hoge Raad begroot op de kosten die zijn gemaakt om dat onstoffelijke voordeel te verwerven, maar die als gevolg van de schadeveroorzakende gebeurtenis tevergeefs blijken te zijn geweest omdat het nagestreefde onstoffelijke voordeel is misgelopen. [gedaagden] c.s. vorderen daarom de helft van de jaarlijks door [gedaagden] c.s. betaalde hypotheekrente. Aangezien zij per jaar (ongeveer) € 6.500 aan hypotheekrente betalen, vorderen [gedaagden] c.s. een bedrag van € 3.250 per jaar over een periode van (kennelijk) vier jaar.
5.21.
De rechtbank sluit bij de begroting van de schade niet aan bij de betaalde hypotheekrente. De werkelijke eigenaarslasten zijn volgens de rechtbank als maatstaf niet geschikt, omdat een dergelijke benadering wordt verstoord door toevallige factoren zoals de mate waarin de eigenaar de woning met eigen geld heeft gefinancierd en de waardeontwikkeling van de woning sinds de verwerving ervan. Ook de richtlijn van de Hoge Raad (zie Hoge Raad 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278, r.o. 2.12.4) voor de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen (aan de hand van de huurwaarde van een woning met en zonder hinder) is volgens de rechtbank niet geschikt voor deze zaak. De aard en hinderbeleving van geluidshinder in de onderhavige zaak is namelijk een andere dan de trillingshinder die in Groningen wordt ervaren.
5.22.
Nu feiten zijn komen vast te staan waaruit in het algemeen het geleden zijn van deze schade kan worden afgeleid, maar de omvang daarvan niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, moet deze schade worden geschat (artikel 6:97 BW). De rechtbank schat de schade van [gedaagden] c.s. vanaf de aanvang van de overlast in het voorjaar van 2020 tot en met 4 december 2023 (de datum van het Vonnis) daarom op € 2.500. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf het moment dat de vordering is ingesteld (bij conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van 2 oktober 2024).
Ontruiming van de (koop)woning
5.23.
[gedaagden] c.s. vorderen dat [eiser] wordt veroordeeld zijn woning binnen drie maanden na het vonnis te ontruimen en dat hij niet meer mag terugkeren. Daarbij stellen [gedaagden] c.s. dat [eiser] gehouden is om geen onrechtmatige overlast te veroorzaken ex artikel 5:37 BW. [gedaagden] c.s. menen dat zij wellicht fysieke maatregelen kunnen vorderen op grond van artikel 3:296 en artikel 3:326 BW. De rechtbank volgt [gedaagden] c.s. daarin niet. Een wettelijke grondslag op grond waarvan [eiser] zijn koopwoning permanent dient te verlaten, ontbreekt. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.24.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat de dwangsommen voor de gedragingen van [eiser] in de periode 7 mei 2024 tot en met 9 september 2024 ten onrechte zijn aangezegd en verbiedt [gedaagden] c.s. een dwangsom te executeren voor deze vermeende overtredingen,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk om aan [eiser] terug te betalen de reeds geïncasseerde dwangsommen voor de periode 7 mei 2024 tot en met 9 september 2024 inclusief de daaraan verbonden executiekosten voor zover die voor rekening van [eiser] zijn gekomen;
6.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart de in 6.1 en 6.2 opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagden] c.s. van € 2.500, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 2 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.8.
verklaart de in 6.6 opgenomen veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
3556