ECLI:NL:RBDHA:2025:9973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
NL25.16568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en prematuriteit van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 17 september 2023 behandeld. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat partijen geen verzoek hebben ingediend om een zitting te houden. Hierdoor is het beroep niet op zitting behandeld en is het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen. Deze termijn is door de minister met negen maanden verlengd. Eiser heeft de minister op 24 maart 2025 in gebreke gesteld en op 9 april 2025 zijn beroep ingediend. Echter, op het moment van indienen was er een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) van kracht voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen is verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit betekent dat zowel de ingebrekestelling als het beroep prematuur zijn ingediend.

De rechtbank merkt op dat eiser pas na 21 maanden na de aanvraag, dus na 17 juni 2025, de minister in gebreke kan stellen, tenzij het BVM eerder eindigt. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de minister geen proceskosten aan eiser hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16568

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 17 september 2023.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
2. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. De minister heeft deze termijn met negen maanden verlengd. [2] Eiser heeft de minister bij brief van 24 maart 2025 in gebreke gesteld en vervolgens op 9 april 2025 zijn beroep ingediend. [3] Met het besluit van 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, heeft de minister een Besluit- en Vertrekmoratorium [4] (BVM) ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Met het BVM voor vreemdelingen uit Syrië heeft de minister de beslistermijn voor lopende asielaanvragen verlengd tot ten hoogste 21 maanden. Op het moment van indienen van de ingebrekestelling en het beroep was het door de minister ingestelde BVM al in werking getreden, waardoor de minister niet langer kan beslissen op de aanvraag en zowel de ingebrekestelling als het beroep te vroeg en dus prematuur zijn ingediend. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen voldoet daarom niet aan de vereisten [5] voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
3. De rechtbank merkt op dat eiser na het verstrijken van 21 maanden na de aanvraag, dus na 17 juni 2025, de minister in gebreke kan stellen. Dat is anders wanneer het BVM eerder eindigt dan 9 september 2025. In dat geval kan eiser de minister na het eindigen van het BVM in gebreke stellen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 42, eerste lid, van de Vw.
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
4.Besluit van 11 december 2024 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (
5.Artikel 6:12 van de Awb.