ECLI:NL:RBDHA:2025:9973
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en prematuriteit van het beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 17 september 2023 behandeld. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat partijen geen verzoek hebben ingediend om een zitting te houden. Hierdoor is het beroep niet op zitting behandeld en is het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen. Deze termijn is door de minister met negen maanden verlengd. Eiser heeft de minister op 24 maart 2025 in gebreke gesteld en op 9 april 2025 zijn beroep ingediend. Echter, op het moment van indienen was er een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) van kracht voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen is verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit betekent dat zowel de ingebrekestelling als het beroep prematuur zijn ingediend.
De rechtbank merkt op dat eiser pas na 21 maanden na de aanvraag, dus na 17 juni 2025, de minister in gebreke kan stellen, tenzij het BVM eerder eindigt. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de minister geen proceskosten aan eiser hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.