ECLI:NL:RBDHA:2025:9982
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van vrijheidsbeperkende maatregel op basis van de Vreemdelingenwet en de Schengengrenscode
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. N. van Bremen en mr. J.A. Weststrate, en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 1 mei 2025 een besluit ontvangen waarin zijn toegang tot Nederland werd geweigerd op basis van artikel 14 van de Schengengrenscode, in samenhang met artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser ook tegen de toegangsweigering opkomt, maar dat hiertegen administratief beroep openstaat bij de minister. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde maatregel aan eiser geen vrijheidsontneming, maar een vrijheidsbeperking betreft, en dat deze maatregel niet langer heeft geduurd dan noodzakelijk was voor de terugkeer van eiser naar zijn land van herkomst. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.