ECLI:NL:RBDHA:2025:9993
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 10 april 2025 te horen dat zijn aanvraag niet-ontvankelijk was verklaard door de minister van Asiel en Migratie. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 2 juni 2025 in Groningen, waar zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL25.17113) die samenhangt met het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten - Boon, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.