ECLI:NL:RBDOR:2004:AR7961
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.A.C. Smid
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging wegens belediging van een politieambtenaar
Op 4 augustus 2004 vond in de Rechtbank Dordrecht een terechtzitting plaats onder leiding van politierechter mr. H.A.C. Smid. De zaak betrof een verdachte die op 28 maart 2004 een politieambtenaar zou hebben beledigd door het woord "homo" te roepen. De officier van justitie, mr. A. van de Kamp, vorderde een geldboete van € 220,00 of vier dagen vervangende hechtenis. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de dagvaarding niet was ondertekend door de officier van justitie, maar door een politiesecretaris, wat leidde tot vragen over de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De politierechter overwoog dat vervolgingsbeslissingen in principe door de officier van justitie moeten worden genomen. Artikel 126 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie staat weliswaar toe dat deze bevoegdheid kan worden gedelegeerd aan andere ambtenaren, maar in dit geval was de betrokken politiesecretaris niet de juiste persoon om deze beslissing te nemen. De politierechter concludeerde dat de situatie in strijd was met een behoorlijke procesorde, omdat de politiesecretaris beslissingen nam in een zaak waarin een politiefunctionaris als slachtoffer betrokken was.
Uiteindelijk verklaarde de politierechter de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging, wat betekende dat de zaak niet verder kon worden behandeld. Dit vonnis benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in strafzaken en de rol van de officier van justitie in het vervolgingsproces.