RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Verstek
Parketnummer : 11/015195-04.
Zittingsdatum : 23 december 2004.
Uitspraak : 6 januari 2005.
VERKORT STRAFVONNIS
(art. 138b Sv)
De rechtbank te Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
Naam [verdachte]
geboren 1955 te onbekend,
wonende
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde
partijen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie
van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken,
die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
3.2 De vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 1.229,72 ter zake van schade door ondeskundige tandheelkundige behandelingen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding [benadeelde partij].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 2.834,04 ter zake van schade door ondeskundige tandheelkundige behandelingen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij].
Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 7.770,00 ter zake van immateriële schade door ondeskundige tandheelkundige behandelingen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 297,33 ter zake van schade door tijdsinvestering, correspondentie en het inschakelen van een advocaat om onbetaalde kunstwerken terug te krijgen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd de vorderingen toe te wijzen.
De rechtbank is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat de in de dagvaarding onder 2. primair en subsidiair, 3. en 4. primair en subsidiair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Hierbij overweegt de rechtbank het navolgende.
Het belastend bewijsmateriaal is uitsluitend en alleen gebaseerd op de verklaringen van de aangevers.
Nu in deze nader (objectief) steunbewijs ontbreekt zal de rechtbank verdachte dan ook van deze feiten vrijspreken
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 01 december 2000 tot en met 13 november 2001 te Numansdorp, gemeente Cromstrijen en te Veenendaal, gemeente Veenendaal, meermalen telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid meerdere personen, waaronder
- [slachtoffer] en
- [slachtoffer] en
- [slachtoffer]
heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde een tandarts, waardoor personen, waaronder die [slachtoffert] en [slachtoffer] en [slachtoffer] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
op 27 september 2001 te 's-Gravenhage opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst diploma, - zijnde een authentieke akte- als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte dit op zijn naam gestelde tandartsendiploma aan de balie van het BIG-register heeft getoond teneinde zich als tandarts te laten registreren en bestaande die vervalsing hierin dat
- het diploma, te weten een "Zahnärztliche Staatsprüfung", was afgegeven aan Edgar Kleinz door de Johannes Gutenberg Universiteit van Mainz te Duitsland op 25 februari 1989.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de inhoud van het geschrift slechts in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
OPLICHTING, MEERMALEN GEPLEEGD.
5.
OPZETTELIJK GEBRUIK MAKEN VAN ENIG IN ARTIKEL 226, EERSTE LID VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT VERMELD VALS GESCHRIFT ALS WARE HET ECHT EN ONVERVALST.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Verdachte heeft door middel van oplichting geld afgetroggeld van [slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer] en anderen. Hij deed zich daarbij tegenover de slachtoffers telkens voor als tandarts, terwijl hij daarvoor de kwalificatie miste.
Hij heeft ook zeer bewust gefraudeerd door een vals tandartsendiploma aan de balie van het BIG-register te tonen om zich als tandarts te laten registreren.
Verdachte heeft in de (valse) hoedanigheid van tandarts leiding gegeven aan twee groepspraktijken waardoor een zeer groot aantal patienten gedurende langere tijd is misleid.
Door zo te handelen heeft hij de slachtoffers misleid, bedrogen en in ernstige mate gedupeerd, niet alleen financieel, maar met name ook door het toebrengen van letsel en het vernielen van gebitten.
Gelet op de listigheid, de omvang en frequentie waarmee deze feiten zijn gepleegd, het daarmee gemoeide financiële belang voor verdachte en de grote schade die aan de slachtoffers is toegebracht, kan op verdachtes handelen niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een lange vrijheidsstraf.
Wat de persoon van verdachte betreft heeft de rechtbank gelet op diens omstandigheden zoals ter terechtzitting gebleken en met het feit dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie alleen al recht doet aan de ernst van de wel bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder ze zijn begaan, zodat de vrijspraken van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, geen aanleiding geven een lagere straf op te leggen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
7.2 De vorderingen van de benadeelde partijen
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat de vordering van [benadeelde partij] -als voorschot- voor een bedrag van € 600,00 voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de vordering voor het resterende gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat de vordering van [benadeelde partij] -als voorschot- voor een bedrag van € 1.400,00 voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de vordering voor het resterende gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat de vordering van [benadeelde partij] -als voorschot- voor een bedrag van € 3.500,00 voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de vordering voor het resterende gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank overweegt daaromtrent dat niet is komen vast te staan dat de tandheelkundige behandelingen in alle gevallen door verdachte persoonlijk bij de benadeelde partijen zijn verricht en dat niet is aangetoond dat door al die behandelingen schade is ontstaan.
Nu de vorderingen van deze benadeelde partijen slechts ten dele zullen worden toegewezen, dienen de proceskosten te worden gecompenseerd, zoals hierna zal worden bepaald.
Naast toewijzing van deze civiele vorderingen zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Een en ander met dien verstande dat volledige voldoening aan de maatregelen de toegewezen civiele vorderingen voor die gedeelten doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de gehele schade tot de toegewezen bedragen door verdachte, de opgelegde maatregelen doen vervallen.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren, nu aan verdachte dienaangaande geen straf wordt opgelegd.
De benadeelde partij [benadeelde partij] zal, gelet hierop, worden veroordeeld in de kosten van verdachte, zoals hierna zal worden bepaald.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregelen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 36f, 57, 225, 226 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem onder 2. primair en subsidiair, 3. en 4. primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
EEN GEVANGENISSTRAF voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN;
veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan [benadeelde partij] -als voorschot- te betalen de som van € 600,00 (zeshonderd euro);
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk voor het resterende gedeelte van de vordering;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 600,00 (zeshonderd euro), ten behoeve van [benadeelde partij] met bepaling dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen;
veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan [benadeelde partij] -als voorschot- te betalen de som van € 1.400,00 (veertienhonderd euro);
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk voor het resterende gedeelte van de vordering;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.400,00 (veertienhonderd euro), ten behoeve van [benadeelde partij] met bepaling dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 28 dagen;
veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan [benadeelde partij] -als voorschot- te betalen de som van € 3.500,00 (drieduizendvijfhonderd euro);
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk voor het resterende gedeelte van de vordering;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.500,00 (drieduizendvijfhonderd euro), ten behoeve van [benadeelde partij] met bepaling dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet- ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten door de verdachte gemaakt tot deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Bezemer, voorzitter,
en mrs. M.A.C. Prins en A. Hello, rechters,
in tegenwoordigheid van H. Broer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 januari 2005.