parketnummer: 11/500134-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 december 2009
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [adres en woonplaats].
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 26 november 2009.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Kopieën van de dagvaarding en de vordering zijn als bijlagen 1 en 1A aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit.
2. De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu tijdens het voorbereidend onderzoek een aantal formaliteiten niet is nageleefd welke zijn voorgeschreven in de Aanwijzing opsporing en vervolging van seksueel misbruik van het College van procureurs-generaal van 30 november 2004. Subsidiair bepleit de raadsman bewijsuitsluiting van de verklaringen die in strijd met de aanwijzing zijn opgemaakt.
Volgens de genoemde aanwijzing mag een vertrouwenspersoon niet aanwezig zijn bij het informatieve gesprek met het slachtoffer van een zedendelict. Uit het proces-verbaal blijkt dat de vertrouwenspersonen van de slachtoffers wel aanwezig waren bij het informatieve gesprek. De raadsman heeft hierbij de kanttekening gemaakt dat de moeder van aangeefster [slachtoffer 1] alleen ten tijde van de uitleg van de procedure aanwezig was bij het informatieve gesprek. Uit de aanwijzing volgt ten tweede dat de aangifte moet worden opgenomen door de verbalisant die het informatieve gesprek heeft gevoerd en een collega. Aan dit voorschrift is niet voldaan bij beide aangiftes. Ten slotte blijkt niet uit het proces-verbaal dat er is voldaan aan het voorschrift dat de aangifte moet zijn opgenomen door een verhoorkoppel waarvan een van de verbalisanten een deskundig rechercheur is die overwegend belast is met zedenzaken. De raadsman heeft tevens bepleit dat in deze zaak neutraliteit aan de zijde van de opsporingsambtenaren uit het oog is verloren tijdens het verhoor van slachtoffer [slachtoffer 1] en tijdens het verhoor van de moeder van de verdachte. Verbalisanten hebben meerdere malen te kennen gegeven dat zij ervan overtuigd waren dat de verdachte het slachtoffer heeft verkracht.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de desbetreffende verbalisant een gecertificeerde zedenrechercheur is. De officier van justitie vindt dat er voor niet-ontvankelijkheid of bewijsuitsluiting geen grond is, omdat de verhoren op band zijn opgenomen en daarmee zijn de waarborgen van de aanwijzing voldoende ondervangen. Daarnaast merkt de officier van justitie op dat er in zedenzaken door de verbalisanten wordt gesproken op een manier die passend is bij dit soort delicten. De toonzetting tijdens het verhoor is bepalend voor de wijze waarop de verbalisanten zich uitlaten. De officier van justitie is van mening dat de verbalisanten zich niet te weinig neutraal hebben opgesteld tijdens de verhoren.
De rechtbank heeft naar aanleiding van het betoog van de raadsman en ambtshalve geconstateerd dat de verbalisanten op sommige momenten tijdens de verhoren de grenzen van het toelaatbare wel hebben opgezocht, maar dat zij die grenzen niet hebben overschreden. De rechtbank heeft ten aanzien van haar oordeel over het optreden van de opsporingsambtenaren in deze zaak acht geslagen op de genoemde aanwijzing. De rechtbank is van oordeel dat door de opsporingsambtenaren in de onderhavige strafzaak niet geheel conform die aanwijzing is gehandeld. Bij de beantwoording van de vraag of handelen in strijd met de Aanwijzing of in strijd met vormvoorschriften moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie is doorslaggevend of er doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een zodanig ernstige schending van vormvoorschriften dat geen eerlijke rechtsgang meer mogelijk is. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het ten laste gelegde onder 1 primair bewezen achtend - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden. De officier van justitie heeft daarnaast - het ten laste gelegde onder 2 en 3 bewezen achtend - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot 10 maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact en deelname aan behandeling bij Het Dok of een vergelijkbare instelling.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 1], [adres en woonplaats].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van Eur 2500,00 ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
in mei 2008, te Sliedrecht door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum]) heeft
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam,
hebbende verdachte,
- [slachtoffer 1] getongzoend en
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- de deuren van zijn woning heeft afgesloten en
- tegen [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij bij de politie was geweest in verband met de verkrachting van [slachtoffer 2] en- tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd:
* "Nee, jij blijft hier!" en
* "Je moet meewerken. Toe nou!" en
* "Nee, nu!" en
- [slachtoffer 1] met kracht bij haar armen heeft vastgepakt en in haar armen heeft geknepen en
- [slachtoffer 1] richting zijn bed heeft geduwd en
- met zijn lichaam op haar is gaan liggen en
- haar kin stevig heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens haar hoofd naar zijn gezicht toe heeft gedraaid en
- aan haar broek heeft getrokken, waardoor deze kapot ging en haar kleding naar beneden heeft getrokken en
- haar benen uit elkaar heeft geduwd en (aldus) voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
in de periode van
1 oktober 2004 tot en met 22 december 2005 in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, hebbende verdachte
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en
- haar gevingerd en
- haar getongzoend en
- haar vagina en/of borststreek/borsten betast en
- zich door haar af laten trekken;
3.
in de periode van 23 december 2005 tot en met 28 februari 2006 in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden het seksueel binnendringen van haar lichaam, hebbende verdachte
- zijn penis in haar mond geduwd/gebracht en- haar gevingerd en
- zich door haar af laten trekken;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de beraadslaging in overweging te nemen [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen bij de rechter-commissaris te laten horen teneinde de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te kunnen onderzoeken. De raadsman heeft dit verzoek tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting van de rechtbank op 7 juli 2009 ook gedaan. Laatstgenoemd verzoek is door de rechtbank afgewezen op grond van artikel 287 lid 3 aanhef en onder a jo 288 lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank wijst ook het ter terechtzitting van 26 november 2009 gedane verzoek af om de reden dat zij zich - na kennisneming van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gesteld - voldoende voorgelicht acht om een evenwichtig oordeel te kunnen vellen omtrent de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]. Het horen van [getuige 1] en [getuige 2] is bij deze stand van zaken niet noodzakelijk.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen
De raadsman heeft, zoals hiervoor onder 2 reeds weergegeven, de bewijsuitsluiting bepleit van de verklaringen die in strijd met de meergenoemde aanwijzing zijn opgemaakt.
De officier van justitie vindt, eveneens onder 2 weergegeven, dat er voor bewijsuitsluiting geen grond is, omdat de verhoren op band zijn opgenomen en daarmee zijn de waarborgen van de aanwijzing voldoende ondervangen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er audiovisuele opnames zijn gemaakt van de verhoren van de verdachte en de verhoren van de slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat door deze opnames de in zedenzaken vereiste bijzondere zorgvuldigheid in acht is genomen. In aanmerking genomen bovendien dat - zoals aanstonds nader zal worden overwogen - naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat de de door de verdediging genoemde omissies invloed in negatieve zin hebben gehad op de betrouwbaarheid van de betreffende verklaringen - voor zover deze betrekking hebben op de seksuele handelingen zoals aan de verdachte ten laste gelegd - acht de rechtbank geen grond aanwezig de verklaringen uit te sluiten van het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de onder 1 en onder 3 ten laste gelegde feiten betoogd dat er vele onduidelijkheden op essentiële punten zijn in de verklaringen van de slachtoffers en dat deze verklaringen ook tegenstrijdigheden bevatten met de verklaringen van de getuigen. De verklaring van de slachtoffers zijn volgens de raadsman aldus onbetrouwbaar en daarmee onbruikbaar voor het bewijs, zodat de verdachte bij gebrek aan voldoende wettig bewijs dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair en de onder 3 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman gesignaleerde onduidelijkheden danwel tegenstrijdigheden in de verklaringen van de slachtoffers geen aanleiding geven hetgeen de slachtoffers ten aanzien van de aan verdachte ten laste gelegde seksuele handelingen hebben verklaard als onbetrouwbaar te kwalificeren. De rechtbank acht de verklaringen van de slachtoffers onder meer betrouwbaar, omdat de slachtoffers beiden een uitvoerige en getailleerde verklaring hebben afgelegd over het seksueel misbruik en het voor de rechtbank absoluut onduidelijk is wat het motief voor de slachtoffers zou zijn om een dergelijke belastende verklaring valselijk tegen verdachte af te leggen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
Steun voor haar oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn, put de rechtbank voorts uit de omstandigheid dat de verdachte heeft erkend seksuele handelingen met haar te hebben verricht.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi gewezen op verschillende onduidelijkheden en tegenstrijdigheden die de raadsman heeft geconstateerd in de verklaringen van de beide slachtoffers. De raadsman bepleit om deze reden vrijspraak van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit overweegt de rechtbank in het bijzonder:
De verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting ontkend [slachtoffer 1] te kennen. De rechtbank acht dit onaannemelijk gezien de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer 1] over onder meer de inrichting van verdachtes woning en zijn slaapkamer, de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van [getuige 3]. Ook de inhoud van de afschriften van de msn-gesprekken die tussen getuige [getuige 1] en de verdachte hebben plaatsgevonden, hebben bijgedragen aan de overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het slachtoffer wel kende. De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat, zoals de raadsman heeft geopperd, de msn-gesprekken valselijk zouden zijn opgemaakt.
De raadsman voert daarnaast aan dat niet duidelijk is geworden in welke periode verdachte en [slachtoffer 2] seksuele contacten hebben gehad. De verdachte en de getuigen die tot zijn familie behoren, verklaren dat [slachtoffer 2] en de verdachte elkaar in oktober 2004 ontmoet hebben en dat ze tot begin 2005 met elkaar omgingen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze verdachte ontmoette in oktober 2005 en dat de relatie eindigde begin 2006. De raadsman concludeert op grond van het voorgaande tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, omdat niet buiten iedere redelijke twijfel bewezen kan worden verklaard dat verdachte en het slachtoffer tussen oktober 2005 en februari 2006 seksuele contacten hadden.
Ten aanzien van dit bewijsverweer overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer 2] in groep 8 zat toen ze verkering kregen. Uit een aanvullend proces-verbaal blijkt dat het slachtoffer in het schooljaar 2005/2006 in groep 8 zat. De moeder van de verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer 2] 11 jaar was toen verdachte verkering kreeg met haar. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte dacht dat ze 14 jaar oud was toen hij haar voor het eerst zag. Ze heeft hem verteld dat ze 11 jaar was. Ze heeft dit ook aan de ouders van de verdachte verteld. Voorts gebruikt de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] ten aanzien van hetgeen is voorgevallen op de dag dat zij haar 12e verjaardag vierde en hetgeen haar moeder daarover heeft verteld. De rechtbank acht het op grond van bovenstaande aannemelijk dat de verdachte en het slachtoffer van oktober 2005 tot begin 2006 seksuele contacten hadden met elkaar.
Ten slotte bepleit de raadsman ten aanzien van feit 3 dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en het slachtoffer niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, omdat er sprake is van een gering leeftijdsverschil. Uit pro justitia rapportage blijkt dat de verdachte zwakbegaafd is. Hoewel het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer 4 jaren was, functioneerden zij door de zwakbegaafdheid van de verdachte op een ongeveer gelijkwaardig niveau.
De rechtbank overweegt dat bij gering leeftijdsverschil het ontuchtige karakter van de handelingen kan ontbreken wanneer sprake is van vrijwillig seksueel contact. In deze zaak is de vrijwilligheid van het seksueel contact geen vaststaand feit. De rechtbank verwerpt reeds om deze reden het verweer van de raadsman.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
2.
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM.
3.
MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN, MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEEGT DIE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Toepassing van het jeugdstrafrecht is op grond van het bepaalde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht mogelijk indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank heeft de keuze voor het toe te passen strafrecht (volwassenenstrafrecht of jeugdstrafrecht) en de op te leggen sanctie bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij overweegt de rechtbank als volgt.
De onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten zijn gepleegd toen de verdachte minderjarig was. Het onder 1 ten laste gelegde feit is gepleegd toen verdachte meerderjarig was. De rechtbank zal bij de straftoemeting ten aanzien van feit 2 en 3 de bepalingen van het jeugdstrafrecht in acht nemen. De rechtbank ziet gezien de ernst van de feiten geen grond om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit.
De verdachte heeft op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van twee jonge kwetsbare slachtoffers. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn seksuele verlangens en heeft zich niet bekommerd om het leed dat hij bij de slachtoffers heeft teweeggebracht. Hij heeft de slachtoffers onder druk gezet door onder andere deuren op slot te doen en ze tot zwijgen te manen. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik, die nog vóór of aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan, na dit soort delicten vaak langdurig te lijden hebben van de tengevolge van deze delicten opgelopen trauma's en de daardoor veroorzaakte emotionele schade.
De rechtbank heeft de rapportage die over verdachte is opgemaakt in haar overwegingen betrokken. Uit een rapport over verdachte die is opgemaakt door een psycholoog blijkt dat er bij verdachte sprake is van verstandelijke beperkingen van dien aard dat men kan spreken van zwakzinnigheid. De bevindingen weergegeven in dit rapport geven de rechtbank evenwel geen grond om te oordelen dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd. Tevens zal de rechtbank voorwaardelijke jeugddetentie met reclasseringstoezicht opleggen om de verdachte te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal, mede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, de schadevergoeding die gevorderd is door de benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijzen ten bedrage van Eur 1000,00. Daarbij is rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder enerzijds de aard van de aansprakelijkheid en anderzijds de aard, de duur en de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde van benadeelde, die het gevolg zijn van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust. Het meer of anders gevorderde zal niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank zal bepalen dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikel 9, 24c, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 242, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
- verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 16 MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 2 en onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten tot:
JEUGDDETENTIE voor de duur van 10 MAANDEN;
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat verdachte therapie zal ondergaan bij Het Dok of een soortgelijke instelling;
verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
- veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], [adres en woonplaats], een bedrag van Eur1000,00 (DUIZEND), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan.
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in het resterende deel van de vordering en dat de benadeelde partij dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van Eur 1000,00 ten behoeve van [slachtoffer 1];
bepaalt dat de voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. drs. T.F. van der Lugt en mr. T. Kooijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Westerhof, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 december 2009.
BIJLAGE 1: de tenlastelegging
hij op of omstreeks 9 mei 2008, althans in mei 2008, te Sliedrecht door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van haar lichaam,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal,
- [slachtoffer 1] getongzoend en/of
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
meermalen, althans eenmaal,
- de deuren van zijn woning heeft afgesloten en/of
- tegen [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij bij de politie was geweest in verband met de verkrachting van [slachtoffer 2] en/of
- tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd:
* "Nee, jij blijft hier!" en/of
* "Je moet meewerken. Toe nou!" en/of
* "Nee, nu!" en/of "Doe het nu!" en/of
- [slachtoffer 1] met kracht bij haar armen, althans haar lichaam, heeft vastgepakt en/of in haar armen heeft geknepen en/of
- [slachtoffer 1] richting/op zijn bed heeft geduwd en/of
- met zijn lichaam op haar is gaan liggen en/of
- haar kin, althans hoofd stevig heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of vervolgens haar hoofd naar zijn gezicht toe heeft gedraaid en/of
- aan haar broek heeft getrokken, waardoor deze kapot ging en/of haar kleding uit- en/of naar beneden heeft getrokken en/of
- haar benen uit elkaar heeft geduwd en/of (aldus) voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 9 mei 2008 te Sliedrecht en/of Hardinxveld-Giessendam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren
[geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, hebbende verdachte
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en/of
- haar getongzoend en/of
- haar gevingerd;
art 245 Wetboek van Strafrecht
(ter berechting gevoegd 712150/08)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2004 tot en met 22 december 2005 te Hardinxveld-Giessendam en/of Sliedrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van haar
lichaam, hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebrachten/of
- haar gevingerd en/of
- haar getongzoend en/of
- haar vagina en/of borststreek/borsten betast en/of
- zich door haar af laten trekken;
art 244 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2005 tot en met 28 februari 2006 te Hardinxveld-Giessendam en/of Sliedrecht en/of Nijverdal, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in haar vagina en/of mond geduwd/gebracht en/of
- haar gevingerd en/of
- haar getongzoend en/of
- haar vagina en/of borststreek/borsten betast en/of
- zich door haar af laten trekken;
art 245 Wetboek van Strafrecht
BIJLAGE 1a: wijziging tenlastelegging
ARRONDISSEMENTSPARKET DORDRECHT
VORDERING WIJZIGING TELASTELEGGING
Parketnummer: 11/500134-09
De officier van justitie bij het bovengenoemde parket
gezien de dagvaarding in de zaak tegen
[naam]
geboren [1989] te [plaats],
wonende te [woonplaats],
van oordeel, dat de tenlastelegging als volgt behoort te worden gewijzigd, dat in het onder 2 tenlastegelegde (gevoegde) feit de aanvang van de pleegperiode wordt gewijzigd in
gezien art. 313 Wetboek van Strafvordering;
vordert, dat deze wijziging zal worden toegelaten.
Gedaan ter terechtzitting van de Meervoudige Strafkamer van de rechtbank te Dordrecht op 26 november 2009.
De officier van justitie,
Voor eensluidend afschrift