parketnummer: 11/500588-08
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 januari 2010
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] in 1986,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Rijnmond, locatie De Schie, te Rotterdam.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 22 december 2009.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij].
Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 21,65 ter zake van materiële schadevergoeding en een bedrag van € 2.250,00 ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 14 december 2008 te Dordrecht, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of drank, toebehorende aan [benadeelde partij], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [benadeelde partij], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken , welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
* de woning van die [benadeelde partij] zijn binnengedrongen en
* meermalen met een honkbalknuppel op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij] heeft geslagen en
* meermalen tegen het hoofd van die [benadeelde partij] heeft geslagen en
* met een mesje die [benadeelde partij] heeft getracht die [benadeelde partij] te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat een ander dan verdachte het slachtoffer met een honkbalknuppel heeft geslagen en met een mesje heeft geprobeerd te steken, zodat hij voor dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Verdachte dient ook niet als medepleger te worden aangemerkt voor deze handelingen.
De rechtbank deelt dit standpunt niet.
Van medeplegen is sprake wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Medeplegen veronderstelt bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering. In een bewezenverklaring naar aanleiding van een op medeplegen toegespitste tenlastelegging, waarin is gesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen het feit heeft gepleegd, behoeft niet te worden vermeld of en zo ja welke feitelijke handelingen de verdachte zelf dan wel zijn mededader of mededaders hebben verricht.
In deze zaak hebben verdachte en zijn mededaders zo nauw en volledig samengewerkt dat ieder aansprakelijk is voor het geheel, dus ook voor die handelingen, welke verdachte niet zelf, maar zijn mededaders hebben verricht.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
POGING TOT DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN.
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Uit het door drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 23 maart 2009 komt naar voren dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek.
De psychiater L. Beverloo heeft op 5 april 2009 gerapporteerd dat verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan het psychiatrisch onderzoek.
Vervolgens heeft verdachte van 4 september 2009 tot 23 oktober 2009 ter observatie verbleven in het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht (hierna: het PBC). Verdachte werd onderzocht door een multidisciplinair team (hierna: onderzoekend team) dat bestond uit een psychiater, een psycholoog, een forensisch milieuonderzoeker en een groepsleider. Volgens het op 14 december 2009 uitgebracht rapport heeft verdachte zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Het onderzoekend team heeft haar informatie gehaald uit de beschikbare stukken, het milieuonderzoek en de groepsobservatie.
Uit het rapport van het PBC komt onder meer naar voren:
"Op basis van het gedrag van betrokkene zijn er geen evidente aanwijzingen voor grove psychiatrische stoornissen als een psychose of een stemmingsstoornis. Als gevolg van de weigering van betrokkene en het feit dat er geen enkele referent beschikbaar was, is het niet mogelijk gebleken vast te stellen in hoeverre er bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Met betrekking tot het tenlastegelegde is dan ook onvoldoende duidelijk geworden in hoeverre dit beïnvloed werd door een eventuele stoornis/gebrekkige ontwikkeling.
Het feit dat betrokkene vermoedelijk onder forse invloed van middelen verkeerde kan van invloed zijn geweest op zijn impulscontrole ten tijde van het tenlastegelegde. Onduidelijk is echter in hoeverre dit middelengebruik gezien moet worden als een ziekelijke stoornis en daarmee van invloed zijnde op de toerekeningsvatbaarheid.
Aangezien niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre bij betrokkene sprake is van pathologie, kan ook geen antwoord worden gegeven op vragen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid voor het tenlastegelegde."
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van het PBC, geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit niet aan verdachte zou kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het door hem gepleegde strafbare feit.
7 De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met anderen geprobeerd een persoon in zijn woning van geld en drank te beroven. Verdachte is met twee medeverdachten de woning van het slachtoffer binnengedrongen. Zij hebben fors geweld gebruikt om het slachtoffer te kunnen beroven. Het slachtoffer werd daarbij behoorlijk toegetakeld en is onder meer met een honkbalknuppel tegen zijn hoofd geslagen. Verdachte lag bovenop het slachtoffer en bewerkte deze met zijn vuisten. In paniek pakte het slachtoffer een mes en stak met dit mes om zich heen in een poging zich te bevrijden. Eén van de medeverdachten heeft vervolgens geprobeerd het slachtoffer met een aanstekermes te steken, maar hij was zo verward en onder invloed van drank dat hij in plaats van het slachtoffer, verdachte die op het slachtoffer lag een aantal keren stak. De chaos en verwarring was toen compleet en de verdachten vluchtten de woning van het slachtoffer uit.
Dit soort delicten wordt door degene die het overkomt als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten valt dat ook dit slachtoffer nog geruime tijd zal lijden onder de psychische gevolgen van wat de verdachte en zijn mededaders hem hebben aangedaan. Bij dit slachtoffer was dit zeker het geval, nu dit hem voor de tweede keer was in een aantal jaren dat hij thuis werd overvallen. Bovendien brengen zulke feiten angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid bij de burgers teweeg.
Wat de persoon van de verdachte betreft heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van 17 november 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor gewelddadige diefstallen door de strafrechter is veroordeeld. In 2005 heeft dit geleid tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), maar dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw fors de fout in te gaan. De rechtbank zal dit als een strafverzwarende omstandigheid laten meewegen bij het bepalen van de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 9 februari 2009. Rapporteur heeft geen indicatie kunnen geven wat betreft de hulpverleningsmogelijkheden en heeft zich verder onthouden van advies.
Gebruikelijk worden voor dit soort feiten langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen opgelegd en ook het door verdachte gepleegde feit rechtvaardigt de oplegging van een vrijheidsstraf.
De rechtbank acht het van belang dat met de op te leggen straf enerzijds de ernst van het gepleegde delict tot uitdrukking wordt gebracht en anderzijds aan de verdachte wordt duidelijk gemaakt zich in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te onthouden.
In afwijking van de door de officier van justitie gevorderde straf, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, een passende en gerechtvaardige reactie vormt op de ernst en de gevolgen van het door verdachte gepleegde delict.
7.2 De vordering van de benadeelde patij
De benadeelde partij is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen, omdat de vordering voldoende onderbouwd en juist voorkomt, en bovendien niet door verdachte is betwist.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.1 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 2.271,65, waarvan € 21,65 ter zake van materiële schade en € 2.250 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], € 2.271,65 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 32 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Hello, voorzitter, mr. G.A. van Vugt en mr. J.J. Klomp, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 januari 2010.
Door afwezigheid is mr. Van Vugt voornoemd buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 14 december 2008 te Dordrecht, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of drank, althans goederen, in elk enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- de woning van die [benadeelde partij] is binnengedrongen en/of
- (meermalen) met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of
- (meermalen) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (meermalen) met een mesje, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [benadeelde partij] heeft gestoken danwel getracht die [benadeelde partij] te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 14 december 2008 te Dordrecht, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van geld en/of drank, althans goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met zijn mededader(s), althans alleen,
- de woning van die [benadeelde partij] is binnengedrongen en/of
- (meermalen) met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of
- (meermalen) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (meermalen) met een mesje, althans een scherp en/of puntig voorwerp die [benadeelde partij] heeft gestoken danwel heeft getracht die [benadeelde partij] te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer: 11/500588-08
Vonnis d.d. 5 januari 2010