ECLI:NL:RBDOR:2011:BR5318

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
18 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/860126-11
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van schuldwitwassen wegens gebrek aan bewijs van misdrijf

Op 18 augustus 2011 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schuldwitwassen. De verdachte had op 3 november 2010 in Meerkerk een geldbedrag van € 16.630,= voorhanden gehad, waarvan het Openbaar Ministerie stelde dat hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs was dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was. De verdachte ontkende dat hij had moeten vermoeden dat het geld door misdrijf was verkregen en verklaarde dat hij het geld had ontvangen van twee mannen die hij als 'zware jongens' beschreef. De rechtbank oordeelde dat de overhandiging van het geldbedrag, ook al was dit met het doel om illegale activiteiten te financieren, niet voldoende bewijs opleverde voor de herkomst van het geld. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat het geld van misdrijf afkomstig was. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde schuldwitwassen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/860126-11 [Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 augustus 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] [in] 1966,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit andere hoofde gedetineerd in de PI Midden Holland, HvB Haarlem, te Haarlem,
hierna: verdachte.
Raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 augustus 2011. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 3 november 2010 te Meerkerk, gemeente Zederik, zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen doordat hij een geldbedrag van € 16.630,= voorhanden heeft gehad waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag van een misdrijf afkomstig was.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert dit standpunt op de bevindingen van de politie ten aanzien van de controle van het voertuig, waarvan verdachte de bestuurder was, het aantreffen van het geldbedrag in de handtas van de passagier, de coupures waarin het geldbedrag was samengesteld, evenals de wisselende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte over de herkomst van het geldbedrag. Het is niet noodzakelijk dat wordt bewezen uit welk misdrijf het geld afkomstig is, voldoende is dat het niet anders kan dan dat het geld van enig misdrijf afkomstig is, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat het bewijs ontbreekt dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf. Het Openbaar Ministerie heeft hiernaar ook geen onderzoek gedaan. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte het vermoeden moet hebben gehad dat dit geldbedrag afkomstig was uit een misdrijf. De wijze van verpakking van het geld, de hoogte en de samenstelling van de coupures alsmede het cash overhandigen van het geld passen bij de intentie waarmee het geld aan verdachte beschikbaar is gesteld, te weten de aanschaf van verdovende middelen, maar wijzen niet op een illegale herkomst van het geld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Door verdachte wordt niet betwist dat hij samen met een ander op 3 november 2010 te Meerkerk in de gemeente Zederik een geldbedrag van € 16.630,= voorhanden heeft gehad. Verdachte en zijn medeverdachte, verdachtes vriendin, zaten net voordat zij werden aangehouden in een auto, die door verdachte werd bestuurd. Het geldbedrag van € 16.630,= bevond zich in de handtas van de medeverdachte.
Verdachte ontkent dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat genoemd geldbedrag door misdrijf was verkregen of van misdrijf afkomstig was. Verdachte bevestigt de verklaring van zijn medeverdachte dat hij het geld heeft ontvangen van twee mannen, die hij "zware jongens" noemt. Hij wil hun namen niet noemen. De medeverdachte heeft verklaard dat de overdracht van het geld, oorspronkelijk € 20.000,=, heeft plaatsgevonden in de gemeente Sluis in Zeeland met als doel om verdovende middelen in Spanje te kopen.
De rechtbank stelt vast dat het dossier in de onderhavige zaak geen direct bewijs bevat dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Op grond van vaste rechtspraak kan voornoemd bestanddeel "uit enig misdrijf" niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan, dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat van een dergelijke situatie in dit geval geen sprake is. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De overhandiging van een geldbedrag van € 20.000,= in cash, ook al is dat met het doel illegale activiteiten te financieren, zegt niets over de herkomst van het geld. Dat het bedrag onder meer uit een briefje van € 500,=, en twintig briefjes van € 100,= heeft bestaan, en verdachte dit naar eigen zeggen van "zware jongens" overhandigd kreeg, zijn factoren die verdachte aan het denken zouden moeten zetten indien de criminele herkomst een gegeven is (en betreft dus de schuldvraag), maar leveren geen feiten en omstandigheden op die maken dat het niet anders kan, dan dat het geld van misdrijf afkomstig is.
Nu voor de illegale herkomst van het geldbedrag geen bewijs voorhanden is, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
5 De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. van Walree, voorzitter, mr. A.M.G. van de Kragt en mr. H.C.A. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van A. Gaal griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 03 november 2010, te Meerkerk, gemeente Zederik,, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een voorwerp, te weten
een geldbedrag (van ongeveer euro 16.630), voorhanden heeft gehad, terwijl hij
redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
Parketnummer: 11/860126-11
Vonnis d.d. 18 augustus 2011