RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummers: AWB 12/47 en AWB 12/370 tot en met AWB 12/374
uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
1) de Stichting Katholiek Onderwijs Bernardus Alferink, gevestigd te Dordrecht (procedurenummer AWB 12/47),
2) de Dordtse Schoolvereniging voor basisonderwijs op algemene grondslag, gevestigd te Dordrecht (procedurenummer AWB 12/370),
3) de Stichting H3O, gevestigd te Dordrecht (procedurenummer AWB 12/371),
4) de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Dordrecht, gevestigd te Dordrecht (procedurenummer AWB 12/372),
5) de Stichting 3Primair, gevestigd te Zwijndrecht (procedurenummer AWB 12/373), en
6) de Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Alblasserdam-Zwijndrecht, gevestigd te Zwijndrecht (procedurenummer AWB 12/374),
hierna samen aangeduid als eiseressen,
gemachtigde van eiseressen: mr. drs. A.F.M. van Noort, werkzaam bij eiseres 1,
het Drechtstedenbestuur, verweerder,
gemachtigden: M. van de Vijver en A.W. Coolen, beiden werkzaam bij het Juridisch Kenniscentrum van het Servicecentrum Drechtsteden.
1. Ontstaan en loop van de gedingen
Bij besluiten van 23 juni 2011 heeft verweerder eiseressen meegedeeld dat de subsidie voor Instroom-Doorstroombanen (hierna: ID-banen) in de Drechtsteden wordt beëindigd per 1 augustus 2012. Bij deze besluiten heeft verweerder eiseressen een vergoeding van maximaal € 5.000 per werknemer aangeboden voor outplacementkosten als sprake is van noodzakelijk ontslag. Voorts heeft verweerder eiseressen bij deze besluiten in de gelegenheid gesteld gedurende maximaal zes maanden via Baanbrekend Drechtsteden mensen met een bijstandsuitkering in te huren voor € 8 per uur.
Tegen deze besluiten hebben eiseressen bij brief van 6 juli 2011 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 2 december 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres 1 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres 1 bij brief van 10 januari 2012 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
Bij besluiten van 8 februari 2012 heeft verweerder de bezwaren van eiseressen 2 tot en met 6 ongegrond verklaard.
Tegen de ongegrondverklaringen van hun bezwaren hebben eiseressen 5 en 6 bij brieven van 8 maart 2012 en eiseressen 2, 3 en 4 bij brieven van 12 maart 2012 beroep ingesteld.
Bij beslissing van 23 maart 2012 heeft de rechtbank de zaken verwezen naar een meervoudige kamer en bepaald dat de beroepen versneld en gevoegd worden behandeld.
De beroepen zijn op 17 april 2012 gevoegd behandeld ter zitting van een meervoudige kamer. De gemachtigde van eiseressen is ter zitting verschenen. Voorts was ter zitting aanwezig J.R.J. Rijk, werkzaam bij eiseres 2. Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
2.1. het wettelijk kader
2.1.1. Ingevolge artikel 2.1.5, tweede lid, van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden, voor zover hier van belang, kan het Drechtstedenbestuur een subsidie ter dekking van een deel van de arbeidskosten verlenen aan de onderneming bij wie een persoon behorende tot de doelgroep in dienst treedt of blijft.
2.1.2. Ingevolge artikel 4:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt, indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
2.2. de bestreden besluiten
Ter motivering van de bestreden besluiten heeft verweerder verwezen naar de preadviezen van 28 september 2011, waarin - samengevat - het volgende is overwogen.
Op basis van een analyse van het ID-banenbestand en gelet op de ontwikkelingen ten aanzien van re-integratie en het hiervoor beschikbare budget in de komende jaren, alsmede de koers van het beleid mede in het licht van de bezuinigingen, heeft verweerder besloten tot afbouw van de loonkostensubsidie. De kosten van een uitkering zijn voor verweerder aanzienlijk lager, gemiddeld ruim 35 procent, dan de kosten van een ID-baan. Voorts passen volledig of vrijwel volledig gesubsidieerde banen voor onbepaalde tijd die geen perspectief bieden op regulier werk niet langer in verweerders beleidsvisie.
Eiseressen hebben meer dan een jaar de tijd om, als zij medewerkers ontslaan, voorzieningen te treffen om het wegvallen van deze medewerkers op te vangen. Dit is een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 van de Awb. Gelet op de financiële situatie van de Drechtsteden als gevolg van de bezuinigingen van de Rijksoverheid acht verweerder het niet verantwoord om deze maatregel langer uit te stellen.
Verweerder heeft de belangen van de gesubsidieerde werkgevers en werknemers afgewogen tegen het belang van ongeveer 5.000 bijstandsgerechtigden bij de beschikbaarheid van een re-integratiebudget. Verweerder heeft dit laatste belang het zwaarst laten wegen.
2.3. de gronden van de beroepen
Eiseressen hebben, samengevat, het volgende aangevoerd.
De bestreden besluiten zijn niet deugdelijk gemotiveerd en geven geen blijk van een evenwichtige afweging van de betrokken belangen. Verweerder heeft het financiële belang te zwaar laten wegen, bijvoorbeeld door te stellen dat de kosten van een bijstandsuitkering aanzienlijk lager zijn dan die van een ID-baan. Bovendien is verweerder tot besluitvorming overgegaan zonder voorafgaand overleg met eiseressen, zodat eiseressen hun belangen en die van hun werknemers met een ID-baan (hierna ook: ID-ers) niet goed hebben kunnen bepleiten.
De ID-ers hebben geen uitzicht op regulier werk. Uit niets blijkt dat verweerder zich hiervan bewust is. De door verweerder aangeboden vergoeding van outplacementkosten is weggegooid (gemeenschaps)geld.
De ID-ers vervullen een belangrijke functie binnen de scholen. Zij verrichten verschillende ondersteunende werkzaamheden die het werk van de schoolleiders en leerkrachten verlichten. Vooral op het gebied van de veiligheid leveren zij een cruciale en noodzakelijke bijdrage die niet door schoolleiders of leerkrachten kan worden overgenomen. Verweerder maakt naar behoren functionerende ID-ers werkloos en biedt in plaats daarvan goedkopere bijstandsgerechtigden aan. Dit is maatschappelijk onverantwoord en past niet bij het streven van verweerder naar het verkrijgen en behouden van werk.
Eiseressen zijn zich bewust van de financieel moeilijke positie van verweerder, maar begrijpen niet waarom verweerder niet met hen in overleg wil treden over een meer gefaseerde afbouw van de subsidie. Het getuigt niet van behoorlijk bestuur dat verweerder niet met eiseressen in gesprek is gegaan en de regeling opeens volledig heeft stopgezet.
2.4. het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Verweerder heeft een grote beleidsvrijheid bij het al dan niet toekennen of voortzetten van subsidies. Het is aan verweerder en niet aan de rechter om te bepalen hoe aan verweerder toevertrouwde gemeenschapsgelden worden besteed. De keuze van verweerder om de loonkostensubsidies voor ID-banen te beëindigen moet door de rechtbank dan ook met grote terughoudendheid worden getoetst.
Niet in geschil is dat verweerder wordt geconfronteerd met een ingrijpende verlaging van de Rijksbijdrage aan het re-integratiebudget en dat deze verlaging verweerder dwingt tot bezuinigingen. Verweerder heeft erop gewezen dat ongewijzigde voortzetting van de loonkostensubsidies tot gevolg zou hebben dat met ingang van 2014 alle beschikbare middelen voor re-integratie aan deze subsidies besteed moeten worden. Dit acht verweerder ongewenst, omdat hij het beschikbare budget voor re-integratie ten goede wil laten komen aan alle bijstandsgerechtigden in de Drechtsteden. Voorts wijst verweerder erop dat ID-banen zijn bedoeld als tijdelijke maatregel, maar dat het voor de huidige ID-ers niet mogelijk is gebleken om door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Verweerder acht het mede in het licht van de noodzakelijke bezuinigingen ongewenst om het voor de huidige ID-ers niet effectief gebleken systeem van loonkostensubsidies in stand te houden.
In hetgeen eiseressen hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de keuze van verweerder om de loonkostensubsidies voor ID-banen te beëindigen de terughoudende rechterlijke toetsing niet kan doorstaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De rechtbank volgt eiseressen niet in hun standpunt dat verweerder het financiële belang te zwaar heeft laten wegen. Aan de ingrijpende verlaging van het door de Rijksoverheid beschikbaar gestelde budget voor re-integratie is inherent dat verweerder de uitgaven voor re-integratie aanzienlijk dient te beperken. Aan de door verweerder gemaakte beleidskeuze liggen voorts niet uitsluitend financiële argumenten ten grondslag. Zo stelt verweerder zich op het standpunt dat het niet in de rede ligt om een subsidie in stand te houden terwijl het daarmee beoogde doel, doorstroom naar regulier werk, voor de huidige ID-ers niet haalbaar is gebleken. Op dit argument van verweerder zijn eiseressen niet ingegaan.
De stelling van eiseressen dat verweerder er geen blijk van heeft gegeven zich ervan bewust te zijn dat de ID-ers geen zicht hebben op regulier werk mist feitelijke grondslag. Zo vermeldt bladzijde 7 van de vergadernotitie Afbouw gesubsidieerde arbeid van juni 2011, die ten grondslag ligt aan verweerders besluitvorming, dat de huidige ID-ers geen perspectief hebben op (regulier) werk. Verweerder heeft onder ogen gezien dat het beëindigen van de loonkostensubsidies voor de mensen met een ID-baan ingrijpende gevolgen zal hebben en meestal zal leiden tot gedwongen ontslag. Dit betekent niet dat verweerder de persoonlijke belangen van een relatief klein aantal bijstandsgerechtigden in de Drechtsteden, hoe groot hun belangen op zichzelf ook zijn, zwaarder moet laten wegen dan het belang van een evenwichtige verdeling van de beperkte beschikbare middelen voor re-integratie over alle bijstandsgerechtigden in de Drechtsteden.
Uit genoemde vergadernotitie blijkt verder dat verweerder zich bewust is geweest van de gevolgen van het beëindigen van de loonkostensubsidies voor de werkgevers, onder wie eiseressen. Op bladzijde 8 van de notitie is vermeld dat alle non-profitorganisaties worden geconfronteerd met bezuinigingen en dat zij zich waarschijnlijk gedwongen zullen zien hun werknemers met een ID-baan te ontslaan. Dat de werknemers werkzaamheden verrichten die nuttig en belangrijk zijn voor eiseressen en de maatschappij en dat deze werkzaamheden niet zonder meer door andere werknemers overgenomen kunnen worden, is tussen partijen niet in geschil. De door verweerder aan eiseressen verstrekte loonkostensubsidies hebben echter niet tot doel eiseressen in staat te stellen voor relatief weinig geld werknemers in dienst te nemen en te houden, maar zijn bedoeld om de betrokken werknemers te helpen door te groeien naar reguliere arbeid. Mede in dit licht bezien acht de rechtbank het niet onredelijk dat verweerder de belangen van eiseressen niet doorslaggevend heeft geacht. Verweerder heeft de nadelige gevolgen van zijn besluiten voor eiseressen proberen te verzachten door een vergoeding voor outplacementkosten alsmede het inhuren van werknemers tegen een gereduceerd tarief aan te bieden.
2.4.2. Verweerder heeft op 23 juni 2011 besloten de subsidies voor ID-banen te beëindigen met ingang van 1 augustus 2012. Hiermee heeft verweerder eiseressen de mogelijkheid geboden de ID-ers gedurende het schooljaar 2011-2012 nog in dienst te houden en hebben eiseressen ruim een jaar de tijd gekregen om zich in te stellen op de nieuwe situatie. De rechtbank acht dit een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51, eerste lid, van de Awb. Eiseressen hebben weliswaar een langere overgangsperiode bepleit, maar geen argumenten aangevoerd ter onderbouwing van hun standpunt dat de door verweerder gegunde overgangsperiode onredelijk kort is.
2.4.3. Voorts voeren eiseressen aan dat verweerder ten onrechte niet met hen heeft willen overleggen. Dit argument is voor de rechtbank geen reden om de beroepen gegrond te verklaren. Verweerder heeft eiseressen voorafgaand aan het nemen van de besluiten van 23 juni 2011 ingelicht over zijn voornemen om de subsidies voor ID-banen te beëindigen en hij heeft eiseressen in de gelegenheid gesteld op dit voornemen te reageren. Ook in bezwaar hebben eiseressen alles naar voren kunnen brengen wat zij van belang vinden, terwijl zij voorts zijn gehoord over hun bezwaren. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder verplicht was daarnaast nog met eiseressen te overleggen.
2.4.4. De beroepen zijn derhalve ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
2.4.5. Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
- verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mrs. M.C. Woudstra en C.F.J. de Jongh, leden, en door de voorzitter en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.