In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2013 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag grondwaterbelasting die aan eiseres, een hotel exploitant, was opgelegd. De naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 en was gebaseerd op de overschrijding van de vergunde onttrekking van grondwater. Eiseres had een vergunning voor een WKO-installatie, maar overschreed de toegestane hoeveelheden grondwater. De inspecteur van de Belastingdienst handhaafde de naheffingsaanslag ondanks het feit dat de provincie niet handhavend had opgetreden. Eiseres stelde dat de overschrijding niet onder de vergunningsvoorwaarden viel en dat de wijziging van de vergunning in 2012 terugwerkende kracht had. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de overschrijding van de vergunde hoeveelheden grondwater wel degelijk relevant was voor de naheffingsaanslag. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de heffingsrente ook terecht in rekening was gebracht. Eiseres had geen afzonderlijke gronden tegen de heffingsrente aangevoerd, waardoor ook dit beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de naheffingsaanslag.