4.4De rechtbank verbindt hieraan de gevolgtrekking dat in deze procedure, met verdragsconforme toepassing van artikel 8:73 van de Awb moet worden beslist over het verzoek om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase. Dit geeft aanleiding om het onderzoek te heropenen. Met toepassing van artikel 8:26 van de Awb merkt de rechtbank daarbij tevens de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie) aan als partij in die procedure.”
Het dictum van voornoemde uitspraak luidt als volgt:
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV en de beschikkingen heffingsrente over de jaren 1996 tot en met 2000 gegrond;
- stelt het belastbare inkomen over 1996 vast op fl. 171.909, over 1997 op fl. 127.521, over 1998 op fl. 141.394, over 1999 op fl. 135.556 en over 2000 op fl. 382.875;
- draagt verweerder op de verschuldigde heffingsrente over deze jaren te verminderen naar evenredigheid van de vermindering van de betreffende aanslagen;
- verklaart de beroepen met betrekking tot de belastingaanslagen IB/PVV en de beschikkingen heffingsrente over de jaren 1995 en 2001 tot en met 2005 ongegrond;
- verklaart de beroepen met betrekking tot de navorderingsaanslagen VB en de beschikkingen heffingsrente over de jaren 1996 tot en met 2000 ongegrond;
- verklaart de beroepen met betrekking tot de boetebeschikkingen gegrond;
- vermindert de boetes voor de aanslagen IB/PVV 1995, 2002, 2004 en VB 1996 tot 71% van de nagevorderde/verschuldigde IB/PVV en voor de overige jaren tot 47,5%;
- vernietigt in zoverre de uitspraken op bezwaar;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 2.778;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 119 vergoedt;
- bepaalt dat het onderzoek wordt heropend onder zaken nummers 12/723 tot en met 12/732 en 12/735 (IB/PVV 1995 tot en met 2005) 12/715 tot en met 12/719 (VB 1996 tot en met 2000) ter voorbereiding van een nadere uitspraak omtrent het verzoek om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn en merkt tevens de Staat der Nederlanden (de Minister van Veiligheid en Justitie) aan als partij in die procedure.”
Conform dit dictum zijn de betreffende dossiernummers aangemaakt. De Staat is op grond van artikel 8:26 van de Awb in het geding betrokken. Uit de overwegingen volgt echter dat mogelijk ook in de bestuurlijke fase de redelijke termijn is overschreden. De Belastingdienst is derhalve (alsnog) in de procedure betrokken.
De Belastingdienst heeft bij brief van 12 september 2012 in alle zaken tegelijkertijd een standpunt ingenomen.
De Staat heeft bij brief van 24 mei 2012 in alle zaken tegelijkertijd een standpunt ingenomen. Dit standpunt is nader aangevuld bij brief van 12 november 2012. Hierbij heeft de Staat zich aangesloten bij het standpunt van de Belastingdienst.
Verzoeker heeft hierop gereageerd bij fax van 7 februari 2013.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2013 te Arnhem.
Verzoeker is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens de Belastingdienst zijn verschenen [gemachtigde] en [A]. Namens de Staat is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen.
De Belastingdienst heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank.