ECLI:NL:RBGEL:2013:2872

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 september 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
05/701364-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 11-jarig kind. De tenlastelegging betrof het betasten van de vagina van het slachtoffer, dat op dat moment nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaring van het slachtoffer werd als niet betrouwbaar beschouwd, omdat deze niet werd ondersteund door ander bewijs. De verklaringen van de ouders en zus van het slachtoffer waren gebaseerd op wat het kind hen had verteld en konden daarom niet als zelfstandig bewijs dienen. De rechtbank heeft op basis van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering geoordeeld dat het bewijsminimum niet was gehaald. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastelegging. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding gevorderd, maar deze vordering werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van het onderliggende feit werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De zaak is behandeld in Arnhem, waar de zitting op 26 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701364-12
Datum zitting : 26 augustus 2013
Datum uitspraak : 9 september 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1961] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. E.R.T. Tromp, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2011
tot en met 18 mei 2012 te Malden, gemeente Heumen, (telkens)
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk
weergegeven - betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer];

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 26 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. E.R.T. Tromp, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer], bijgestaan door mr. S.F. Nijhuis. Mr. Nijhuis is ter terechtzitting verschenen, evenals de wettelijke vertegenwoordigers van [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt medewerking verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek bij een forensisch psychiatrische polikliniek, en daarnaast een contactverbod met [slachtoffer].
De officier van justitie heeft voorts verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 1.294,72, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring op grond van de bewijsmiddelen in het dossier. Volgens de officier van justitie is de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en wordt deze verklaring voldoende ondersteund door aanvullend bewijsmateriaal in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verklaring van [slachtoffer] is niet betrouwbaar en staat op zichzelf, nu geen enkele getuigenverklaring kan dienen als zelfstandig steunbewijs voor het tenlastegelegde.
De beoordeling door de rechtbank
Op 26 mei 2012 heeft de moeder van [slachtoffer] ([slachtoffer] wordt hierna [slachtoffer] genoemd) telefonisch melding gedaan dat [slachtoffer], haar 11-jarige dochter, twee keer is betast door de vader van een vriendinnetje (verdachte). Hij zou [slachtoffer] een keer hebben betast bij haar vagina toen hij haar afdroogde en hij zou met zijn hand in haar broek zijn gegaan toen ze bij hem op schoot moest zitten.
Op 31 mei 2012 heeft vervolgens een informatief gesprek plaatsgevonden met de moeder van [slachtoffer] en op 4 juni 2012 heeft zij namens [slachtoffer] aangifte gedaan van ontucht, gepleegd door verdachte.
Het dossier bevat de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van het informatieve gesprek dat heeft plaatsgevonden met de moeder van [slachtoffer], [moeder slachtoffer]. Zij vertelt hierin dat [slachtoffer] op 18 mei 2012 overstuur thuiskwam en zei dat ‘hij’ (verdachte) het
  • een proces-verbaal van aangifte van de moeder van [slachtoffer] waarin zij gelijkluidend verklaart aan hetgeen zij tijdens het informatieve gesprek heeft verklaard.
  • een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] (studioverhoor) waarin [slachtoffer] verklaart dat verdachte haar een keer na het douchen na het zwemmen heeft afgedroogd en daarbij met zijn hand bij haar kruis ging met zijn vinger bij haar spleetje en een keer met zijn hand in haar broek en onderbroek is geweest toen ze bij hem op schoot zat en daar ging kroelen en wrijven.
  • een proces-verbaal van verhoor van de vader van [slachtoffer], [vader slachtoffer], waarin hij verklaart over hetgeen [slachtoffer] hem heeft verteld over hetgeen verdachte bij haar zou hebben gedaan.
  • een proces-verbaal van de zus van [slachtoffer], [zus slachtoffer], waarin zij verklaart dat [slachtoffer] erg is veranderd sinds de dag dat ze huilend thuis kwam. Ze had woedeaanvallen, ging anders om met jongens en mannen, was bang en wilde steeds dat haar vader, moeder of zus in de buurt waren.
  • een proces-verbaal van verhoor van de echtgenote van verdachte, [echtgenote verdachte], waarin zij verklaart dat [dochter verdachte] (de dochter van verdachte) en [slachtoffer] zich na het zwemmen thuis douchten, omdat het zwembad zo’n klein straaltje had. Dit douchen deden ze alleen. Als ze klaar waren dan riepen ze en ging zij ([echtgenote verdachte]) naar boven. Het was een keer voorgekomen dat zij er niet bij was en [dochter verdachte] verdachte had geroepen om de kraan dicht te draaien. Verdachte douchte [dochter verdachte] niet.
  • processen-verbaal van verhoor van verdachte, waarin hij – samengevat - verklaart dat het een keer is voorgekomen dat [dochter verdachte] en [slachtoffer] bij hem thuis hebben gedoucht terwijl zijn echtgenote niet thuis was en hij de moeder van [slachtoffer] niet kon bereiken. Hij had toen de kraan van de douche aangezet en toen ze klaar waren, weer uitgedaan. [dochter verdachte] en [slachtoffer] vroegen toen of hij ze wilde helpen met afdrogen. Hij heeft ze toen afgedroogd over de rug, buik en benen. [slachtoffer] heeft hierbij naakt op zijn knie gezeten. Ook heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer], als ze bij hem thuis kwam om met [dochter verdachte] te spelen, naar hem toe kwam om hem te omhelzen. Dat deed ze altijd. Ze zat eerst op zijn schoot en toen heeft verdachte een arm om haar heen geslagen.
Ter terechtzitting is verdachte gebleven bij hetgeen hij bij de politie heeft verklaard.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich (meermalen) schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer], bestaande uit het opzettelijk ontuchtig betasten van de vagina van [slachtoffer].
De rechtbank overweegt allereerst dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 18 mei 2012, terwijl [slachtoffer] bij hem op schoot zat, de vagina van [slachtoffer] heeft betast. [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat ze bij verdachte op schoot moest gaan zitten en dat verdachte ineens met zijn hand in haar broek en haar onderbroek ging en daar ging kroelen en wrijven. Als de verhorende verbalisant haar vraagt waar verdachte dan precies kroelde en wreef antwoordt [slachtoffer] dat dit
niet bij het spleetje was, maar iets daar boven. Nu het dossier geen ander bewijsmateriaal bevat waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte op 18 mei 2012 de vagina van [slachtoffer] heeft betast, dient verdachte, voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op hetgeen op 18 mei 2012 heeft plaatsgevonden, reeds op dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hetgeen zou hebben plaatsgevonden nadat [slachtoffer] bij verdachte thuis had gedoucht overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de ouders en zus van [slachtoffer] alle zijn te herleiden tot één bron, [slachtoffer]. De waarneming van de moeder van [slachtoffer] dat zij overstuur thuis kwam en de waarneming van de zus van [slachtoffer] dat [slachtoffer] erg is veranderd sinds de dag dat ze huilend thuis kwam, zouden weliswaar kunnen worden beschouwd als een aanwijzing voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer], maar niet als een zelfstandig bewijsmiddel.
De steun zou dan moeten worden gezocht in de door [echtgenote verdachte] en verdachte zelf afgelegde verklaringen.
De verklaring van verdachte komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] tot het moment waarop verdachte de vagina van [slachtoffer] zou hebben betast. Verdachte heeft immers verklaard dat hij [dochter verdachte] en [slachtoffer] een keer heeft afgedroogd. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij dat nooit deed. Dit wordt bevestigd door [echtgenote verdachte]. Verdachte douchte [dochter verdachte] en [slachtoffer] nooit. Dat deden ze zelf en als ze hulp nodig hadden dan deed [echtgenote verdachte] dat.
De vraag is nu of dit voldoende steun biedt aan de door [slachtoffer] afgelegde verklaring om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord. Uit de door verdachte en [echtgenote verdachte] afgelegde verklaringen kan namelijk worden afgeleid dat het ‘douche-incident’ een atypische situatie betrof. Verdachte was alleen thuis met [dochter verdachte] en [slachtoffer] ([echtgenote verdachte] was er niet) en verdachte kon op dat moment ook de moeder van [slachtoffer] niet bereiken. Toen hij naar boven ging om de kraan van de douche dicht te draaien vroegen [dochter verdachte] en [slachtoffer] aan hem of hij hen af wilde drogen. Ondanks dat hij dit normaal nooit deed, heeft hij dit gedaan. Het feit dat verdachte hier – eenmalig – anders heeft gehandeld dan normaal gesproken het geval was, kan naar het oordeel van de rechtbank, onder deze omstandigheden, niet aan verdachte worden tegengeworpen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het tenlastegelegde.

4. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 5.294,72.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onderliggende feit wordt vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. G.J.M. van Wijk (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en mr. E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2013.
mrs. Van Wijk en Van den Dungen zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.