ECLI:NL:RBGEL:2013:3848

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
15 oktober 2013
Zaaknummer
05/700762-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met een minderjarig meisje

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man uit Moerdijk, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarig meisje. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met de verplichting tot reclasseringscontact en het volgen van een ambulante behandeling. Daarnaast werd hem een werkstraf van 200 uren opgelegd en moest hij een schadevergoeding van € 2.138,69 betalen aan het slachtoffer.

De zaak kwam aan het licht na een incident op 25 februari 2012 in een zwembad in Voorthuizen, waar de verdachte met het slachtoffer in contact kwam. Het slachtoffer, dat op dat moment 13 jaar oud was, verklaarde dat de verdachte met zijn vingers aan haar geslachtsdeel had gezeten. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam, wettig en overtuigend bewezen waren.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De verdachte had geen relevante documentatie en de reclassering adviseerde een voorwaardelijke straf. De rechtbank besloot dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte al in verzekering had doorgebracht niet opportuun was, maar dat er wel een stevige sanctie moest komen in de vorm van een voorwaardelijke straf en een werkstraf. De civiele vordering van het slachtoffer werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding vaststelde op € 2.138,69, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/700762-12
Datum zitting : 16 juli 2013 en 01 oktober 2013
Datum uitspraak : 15 oktober 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1984] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 februari 2012 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten - zakelijk weergegeven -: dat hij, verdachte, met zijn vinger(s) is binnengedrongen in de vagina van voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) met zijn vinger in de vagina van voornoemde [slachtoffer] op en neer gaande bewegingen heeft gemaakt en/of dat hij, verdachte, met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer] heeft gevoeld;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 februari 2012 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer] Masse;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 01 oktober 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer]. Ter terechtzitting zijn namens de benadeelde partij verschenen mevrouw [moeder] (moeder) en dhr. [stiefvader] (stiefvader) in vertegenwoordiging van mr. J.W.E. Groot, advocaat te Grootebroek.
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 februari 2012 was aangeefster, [slachtoffer], in een zwembad in Voorthuizen, gemeente Barneveld. [2] Verdachte was ook in het zwembad aanwezig, samen met zijn zoon en zijn nichtje. [3] Verdachte en [slachtoffer] raakten aan de praat en [slachtoffer] vertelde dat zij 13 jaar oud was. In het zwembad heeft verdachte met zijn vingers aan haar geslachtsdeel gezeten. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit. Verdachte heeft over het broekje van aangeefster gevoeld, maar is niet met zijn vingers naar binnen geweest. Derhalve is geen sprake van binnendringen. Dat verdachte eenmalig heeft verklaard over een vingerkootje dat naar binnen ging (dossierpagina 80), doet hier niet aan af. Er is sprake van een taalbarrière en verdachte begrijpt het woord ‘vingerkootje’ niet. De verklaring van verdachte dat hij aan haar klit zou hebben gevoeld (dossierpagina 71), sluit ook niet uit dat dit over haar broekje heen ging. Ten aanzien van het subsidiair telastegelegde feit is geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de ontuchtige handelingen van verdachte bij het slachtoffer mede bestaan hebben uit het binnendringen van het lichaam met zijn vingers. Hiertoe acht de rechtbank het volgende van belang.
Aangeefster heeft verklaard dat zij voelde dat verdachte met zijn vinger bij haar naar binnen ging. [5] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn rechterhand over haar klit ging en dat hij aan haar poes voelde. Daarbij voelde hij met zijn vingers door ze te bewegen. [6] Ook heeft verdachte verklaard dat hij met zijn vingers tegen haar vagina aan was gegaan en tegen haar lippen had aangedrukt. [7] Verdachte verklaarde dat hij er niet met zijn vinger helemaal in had gezeten. [8] Op de vraag of verdachte in haar gaatje is geweest, heeft verdachte verklaard “misschien zo”, en daarbij één vingerkootje aangewezen. [9] Dat verdachte het woord ‘vingerkootje’ niet zou begrijpen, zoals door de verdediging is aangevoerd, doet hier niet aan af. Het woord ‘vingerkootje’ is immers niet gebruikt in de verklaring, maar als beschrijving door de verbalisant van hetgeen verdachte beeldend aanduidde.
Verdachte erkende bij de politie dat hij aangeefster van de buitenkant had gevingerd door met zijn vingers aan haar lippen te zitten. [10] De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte in elk geval met zijn vingers tussen aangeefsters schaamlippen heeft gevoeld. Niet kan worden uitgesloten dat het broekje ertussen heeft gezeten, echter dit doet aan vorenstaande niet af. Het tussen de schaamlippen voelen –al dan niet met zwembroekje ertussen- is een vorm van seksueel binnendringen van het lichaam. [11] Ook de wetsgeschiedenis laat zien dat de wetgever geen beperking heeft willen aanbrengen in de wijze waarop het lichaam is binnen gedrongen. Ook ogenschijnlijk minder ernstige vormen van binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking kunnen als ingrijpende aantasting van de lichamelijke integriteit worden ervaren en kunnen zeer kwetsend zijn. [12]
Op grond van de verklaring van aangeefster en van hetgeen verdachte bij de politie heeft verklaard zoals hiervoor is weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat de ontuchtige handelingen mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer].
Ten aanzien van het met de vingers
in de vaginabinnendringen, merkt de rechtbank op dat enkel de opmerking van verdachte over zijn vingerkootje, onvoldoende is om dit aan te nemen.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 25 februari 2012 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten - zakelijk weergegeven -: dat hij, verdachte, met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer] heeft gevoeld;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, waarvan 4 (vier) maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij forensische instelling voor ambulante zorg [instelling], of soortgelijke ambulante forensische zorg, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft geen relevante documentatie. Daar komt bij dat de reclassering een geheel voorwaardelijke straf adviseert. Een werkstraf is –naast een eventuele voorwaardelijke straf- optioneel, maar het doel moet zijn de behandeling van verdachte bij [instelling].
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd
26 augustus 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 25 juni 2013, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft met [slachtoffer], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, seksuele handelingen gepleegd die onder andere bestonden uit het tussen de schaamlippen voelen met zijn vingers. De ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in het zwembad, een plek waar kinderen naartoe gaan om ongedwongen plezier te kunnen hebben.
Verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van dit jonge meisje, door toe te geven aan zijn nieuwsgierigheid. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan, want dergelijke handelingen kunnen leiden tot langdurige psychische schade bij dergelijke jonge slachtoffers.
Verdachte heeft weinig besef van de gevolgen van zijn daad voor het jonge meisje. Hij meent dat hij verleid is en dat zijn handelen slechts voortkwam uit nieuwsgierigheid.
Daar staat tegenover dat verdachte wel weet dat het niet mag wat hij heeft gedaan. Hij heeft hier ook spijt van. De rechtbank acht het, gelet op vorenstaande, van groot belang dat er een forse stok achter de deur wordt opgelegd in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel. Ook moet er een behandeling volgen die verdachte inzicht verschaft in wat grensoverschrijdend seksueel gedrag is (met name bij jonge meisjes).
Gelet op het belang van behandeling, de persoon van verdachte en het tijdsverloop acht de rechtbank het niet meer opportuun om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte al heeft vast gezeten tijdens zijn in verzekeringstelling zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal volstaan met een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de in verzekeringstelling, en verder een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse werkstraf.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.138,69.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het bedrag van € 1.158,69 toe te wijzen waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis. Ten aanzien het opgevoerde bedrag voor therapie kosten van € 980,- heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het materieel gevorderde bedrag ter hoogte van € 1.138,69 niet betwist. Ten aanzien van het immateriële deel heeft de verdediging verzocht om dit bedrag te matigen tot een bedrag van € 750,-.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal het materiële deel van de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van € 1.138,69 als niet betwist toewijzen.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering stelt de rechtbank vast dat de aangehaalde voorbeelden uit de Smartengeldgids onvoldoende duidelijk zijn. De rechtbank zal derhalve gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid om vast te stellen welk bedrag redelijk is ten aanzien van hetgeen de benadeelde partij is aangedaan. De rechtbank acht hiertoe van belang dat het misbruik ernstige psychische gevolgen met zich mee heeft gebracht. Voorts houdt de rechtbank rekening met hetgeen zij bewezen acht. De rechtbank is derhalve van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 1.000,- op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan de benadeelde partij. Voor het resterende gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Het totaal toe te wijzen bedrag komt hiermee uit op een bedrag van € 2.138,69.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 februari 2012.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdentachtig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 178 (honderdenachtenzeventig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen 3 dagen na onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Stichting Reclassering Nederland [adres 2]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering die noodzakelijk acht;
5. zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen bij [instelling] of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
En voorts:
het verrichten van een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 100 honderd dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 2.138,69 (zegge: tweeduizendhonderdachtendertig euro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 2.138,69 (zegge: tweeduizendhonderdachtendertig euro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 31 (eenendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. G.J.M. van Wijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Midden/KL.Leiding/Staf, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07AH 2012022751-19, gesloten op 24 april 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18; proces-verbaal van aangifte, p. 26-27.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2013.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2013; proces-verbaal van bevindingen, p. 18; proces-verbaal van aangifte, p. 26-27.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 27.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 71.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 80.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 62.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 80.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 82.
11.HR 12 maart 2013,
12.HR 21 april 1998,