In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Gelderland, betreft het een deelgeschil over letselschade na een aanrijding tussen een fietser en een auto op 9 juni 2010 in [woonplaats 2]. De fietser, aangeduid als [verzoeker], hield de verzekeraar ASR aansprakelijk voor de schade die hij had opgelopen. ASR betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat er sprake was van overmacht en volledige eigen schuld van [verzoeker]. De rechtbank oordeelde dat de precieze toedracht van het ongeval van groot belang was voor de beoordeling van de aansprakelijkheid. De rechtbank concludeerde dat er nadere bewijslevering nodig was om de stellingen van beide partijen te kunnen toetsen. Gezien de omstandigheden en de kosten die gepaard zouden gaan met deze bewijslevering, oordeelde de rechtbank dat het verzoek van [verzoeker] om ASR aansprakelijk te stellen, werd afgewezen op grond van artikel 1019z Rv. Daarnaast werd het verzoek om vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten afgewezen, omdat aansprakelijkheid niet was vastgesteld. De rechtbank begrootte de redelijke kosten aan de zijde van [verzoeker] op € 3.474,00, en wees het meer of anders verzochte af. Deze beschikking werd gegeven door mr. S.C.P. Giesen en openbaar uitgesproken op 12 augustus 2013.