ECLI:NL:RBGEL:2013:4850

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
13/2365
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het plaatsen van een zendmast ten behoeve van telecommunicatie in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een zendmast ten behoeve van telecommunicatie. De eiseres, Recreatieve Volkstuindersvereniging Zaltbommel, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, dat op 18 oktober 2012 een omgevingsvergunning had verleend aan T-Mobile voor het plaatsen van de zendmast op een perceel dat grenst aan de volkstuinen van eiseres. Eiseres betoogde dat de plaatsing van de zendmast gezondheidsrisico's met zich meebrengt en dat er alternatieve locaties beschikbaar zijn die minder bezwaren opleveren.

De rechtbank overwoog dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de plaatsing van de zendmast geen gezondheidsrisico's met zich meebrengt, en dat de onderzoeken waar eiseres naar verwees niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank stelde vast dat de zendmast voldoet aan de eisen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat de hoogte van de mast binnen de toegestane grenzen valt. Daarnaast werd vastgesteld dat er geen alternatieven zijn aangedragen die een gelijkwaardig resultaat met minder bezwaren zouden opleveren.

De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de beoordeling van de risico's van elektromagnetische straling voor de bijen niet kan standhouden. De rechtbank oordeelde dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de afweging van belangen bij de verlening van omgevingsvergunningen en de rol van wetenschappelijke inzichten in de besluitvorming.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: ARN 13/2365

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen
Recreatieve Volkstuindersvereniging Zaltbommel, gevestigd te Zaltbommel, eiseres
,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, verweerder
(gemachtigde: mr. L.L. van Dalsen-Croes).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: T-Mobile, te 's-Gravenhage, (gemachtigden: W. Hoogakker en F.H. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het met het bestemmingsplan “Zaltbommel” strijdig gebruiken en het plaatsen van een zendmast ten behoeve van telecommunicatie op het perceel Gamerschedijk ong. te Zaltbommel.
Bij besluit van 15 maart 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2013. Eiseres is ter zitting verschenen bij [namen]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
Eiseres is huurster van het perceel dat grenst aan het in geding zijnde perceel waarop de zendmast is voorzien. Op het perceel heeft eiseres volkstuintjes die door haar leden worden gebruikt.
2.
Blijkens de plankaart die behoort bij het op het onderhavige perceel geldende bestemmingsplan “Zaltbommel”, rust op het perceel de bestemming “groenvoorziening”. Ingevolge artikel 18 van de planvoorschriften zijn de als “groenvoorziening” op de kaart aangewezen gronden bestemd voor: beplantingen, paden, sport- en spelvoorzieningen, beeldende kunstwerken, water, nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen, een en ander met bijbehorende voorzieningen. Niet in geschil is dat de mast hiermee in strijd is.
3.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening, de omgevingsvergunning slechts worden verleend in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder 5, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht komen voor verlening van een omgevingsvergunning in aanmerking een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter.
De zendmast heeft een hoogte van 39,9 meter. Verweerder is derhalve op zichzelf bevoegd met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor het met het bestemmingsplan “Zaltbommel” strijdige gebruik.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
4.
Eiseres betoogt in de eerste plaats dat verweerder bij de verlening van de omgevingsvergunning onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke fysieke en psychische hinder die haar leden zullen ondervinden ten gevolge van de mast.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat het bevoegd gezag in redelijkheid aansluiting kan zoeken bij het standpunt van de Gezondheidsraad en de regering dat de voorhanden zijnde onderzoeken op dit moment geen aanleiding geven de plaatsing van een zendmast als waar het hier om gaat te voorkomen (zie onder meer de uitspraken van 15 februari 2012, (ECLI:NL:RVS:2012:BV5096) en 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5664). In hetgeen door eiseres omtrent de gezondheidsrisico’s is gesteld ziet de rechtbank geen aanleiding om thans tot een ander oordeel te komen. Verweerder mocht ervan uitgaan dat plaatsing van de zendmast niet zal leiden tot gezondheidsrisico’s en heeft in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien uit voorzorg de omgevingsvergunning voor het met het bestemmingsplan strijdige gebruik te weigeren.
5.
Eiseres betoogt voorts dat zendmasten een risico vormen voor diverse diersoorten. Zo is niet uitgesloten dat de huidige bijensterfte ten dele veroorzaakt wordt door zendmasten. Eiseres verwijst hierbij naar het rapport “Mobile phone-induced honeybee worker piping” van dr. D. Favre en naar de uitspraak van de (voormalige) rechtbank Zutphen van 19 september 2012 (ECLI:NL:RBZUT:2012:BY1495). Op het volkstuinencomplex worden bijen gehouden, aldus eiseres.
Voor wat betreft de verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de rechtbank Zutphen merkt de rechtbank op dat de Afdeling bij uitspraak van 10 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:229) het tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep gegrond en het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard. Hierbij heeft de Afdeling overwogen dat enkele overgelegde onderzoeken weliswaar een beeld van mogelijke schadelijke effecten van straling op de bijenpopulatie geven, maar dat de onderzoeken daarmee geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten zijn. Ook het door eiseres overgelegde onderzoek van dr. Favre, waarin deze tot de conclusie komt dat blootstelling door bijen aan door actieve mobiele telefoons opgewekte elektromagnetische velden bij die bijen het zogeheten worker piping veroorzaakt, het signaal dat bijen normaal gesproken afgeven om het uitzwermen te initialiseren, is hierbij uitdrukkelijk betrokken.
Gelet op deze uitspraak van de Afdeling kan de rechtbank niet tot een ander oordeel komen dan dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beoordeling van verweerder van de risico’s van elektromagnetische straling van de antennemast voor de desbetreffende bijen, geen stand kan houden.
6.
Voor zover eiseres heeft betoogd dat er alternatieve locaties mogelijk zijn voor de antennemast, overweegt de rechtbank dat verweerder dient te beslissen omtrent een bouwplan zoals dat is ingediend. Indien een project op zichzelf voor verweerder aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
Door verweerder is gesteld dat zulke alternatieven niet aanwezig zijn. Voor een onderzochte locatie bij het huidige kassencomplex, op enkele honderden meters ten oosten van de tuinen, bestaan volgens verweerder concrete plannen om dit te ontwikkelen tot een woongebied. Daarnaast is het niet zo dat elke locatie geschikt is voor het plaatsen van een zendmast; voordat voor de huidige locatie is gekozen zijn ook andere locaties onderzocht. Deze argumenten heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weersproken. Verweerder kan voorts worden gevolgd dat door eiseres geen alternatieven zijn aangedragen waarvan gezegd kan worden dat daarmee een aanzienlijk beter resultaat kan worden bereikt met minder bezwaren. Dat geldt ook voor de wens van eiseres om de zendmast naar de andere kant van haar terrein te verplaatsen. Het betoog treft geen doel.
7.
Het betoog van eiseres dat de derde-partij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan de eis van “site sharing” (minimaal twee operators per zendmast) neergelegd in het “Beleidskader plaatsing antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie” wordt voldaan, slaagt niet. Uit de processtukken is de rechtbank gebleken dat mobiele operators onderling een proces hebben afgesproken voor het medegebruik van elkaars zendmasten. Als, zoals in het onderhavige geval, nog geen sprake is van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor een antennemast, maken mobiele operators hun interesse om medegebruik van de mast kenbaar via een e-mail. Verweerder is in het bezit van een e-mail van 15 oktober 2012 van KPN aan de derde-partij, waarin KPN kenbaar maakt van de antennemast gebruik te willen maken. Gelet hierop acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat aan de in het beleid gestelde eis van “site sharing” wordt voldaan.
8.
De rechtbank ziet, gelet op het vorenstaande, geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid de omgevingsvergunning voor wat betreft het gebruik in strijd met het bestemmingsplan heeft kunnen verlenen.
9.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, rechter, in aanwezigheid van
W.C. Knoester, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.