ECLI:NL:RBGEL:2013:6514
Rechtbank Gelderland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake omgevingsvergunning
In deze verzetsprocedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft de rechtbank op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 13/1968. De opposant, vertegenwoordigd door mr. W.J.W. van Ewijk, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 27 augustus 2013, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de opposant te horen, aangezien de vraag in deze procedure enkel was of de rechtbank het onderzoek terecht had gesloten op basis van de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De rechtbank benadrukte dat de tekst van artikel 3.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) duidelijk is: de termijn van acht weken voor het nemen van een besluit op een aanvraag om omgevingsvergunning begint na de datum van ontvangst van de aanvraag. Dit werd verder onderbouwd met een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd bevestigd dat de termijn begint de dag na de ontvangst van de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat het beroep van de opposant kennelijk niet-ontvankelijk was, en dat de door hem aangehaalde uitspraken van andere rechtbanken hieraan niet afdoen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, en werd de uitspraak openbaar uitgesproken. De rechtbank wees erop dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk is. De beslissing werd genomen door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van R. van Diest, griffier.