ECLI:NL:RBGEL:2014:1609

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
05/820649-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met een minderjarige

Op 11 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige man uit Dordrecht, die werd beschuldigd van ontucht met een 14-jarig meisje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat de verdachte op 12 november 2012 in Groesbeek ontuchtige handelingen had gepleegd. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-onderzoek dat de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op de plaatsen bevestigde waar het slachtoffer had verklaard te zijn aangeraakt.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn leeftijd, geen rekening had gehouden met de jeugdigheid van het slachtoffer en dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf rechtvaardigde. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad door eventuele vormverzuimen in de procedure, en dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar was, ondersteund door ander bewijs.

De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele delicten tegen minderjarigen en de gevolgen die dergelijke daden voor slachtoffers kunnen hebben. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en heeft de straf opgelegd met inachtneming van de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820649-13
Data zittingen : 19 november 2013 en 25 februari 2014
Datum uitspraak : 11 maart 20104
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] (Turkije)
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. C.G.Th. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2012 te Groesbeek, met [slachtoffer]
(geboren [geboortedatum 2]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet
die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte de borst(en) van die [slachtoffer] ontbloot en/of
(vervolgens) aan voornoemde ontblote borst(en) gelikt en/of gezogen en/of
(vervolgens) met zijn, verdachtes, vinger(s) over en/of langs de schaamlippen
van die [slachtoffer] gewreven en/of gestreeld en/of (vervolgens) zijn,
verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 25 februari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.G.Th. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.
De officier van justitie, mr. A. Zuil, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

2.AOntvankelijkheid openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn strafvervolging. Zij heeft hiertoe gesteld dat de aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik niet correct is nageleefd, hetgeen een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv oplevert. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Bij het eerste informatieve gesprek zijn de ouders van aangeefster bij het volledige gesprek aanwezig geweest. Dit, terwijl volgens de aanwijzing alleen een vertrouwenspersoon bij het algemene deel van het informatieve gesprek aanwezig mag zijn, of met toestemming van de officier van justitie ook bij het inhoudelijke deel.
In strijd met de aanwijzing is verdachte op 13 november 2012 buiten heterdaad aangehouden, terwijl de officier van justitie de toestemming daarvoor pas kan verlenen nadat hij kennis heeft genomen van de inhoud van de aangifte, welke aangifte pas op 14 november 2012 is gedaan.
Conform de Aanwijzing had de officier van justitie binnen 60 dagen een vervolgingsbeslissing moeten nemen. Dit is niet gebeurd.
Verdachte is hierdoor getroffen in de belangen die de voorschriften beogen te beschermen nu hij een ontkennende verdachte is. Door de publieke aanhouding is hij zijn baan kwijt geraakt en geschaad in zijn recht op een eerlijke behandeling.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar verweer. De rechtbank overweegt het volgende:
Volgens de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2010A026) dient het volgende in acht te worden genomen. Bij het algemene deel van het informatief gesprek kan een vertrouwenspersoon aanwezig zijn. Bij het inhoudelijke deel van het informatief gesprek is de vertrouwenspersoon niet aanwezig om redenen van neutraliteit en objectiviteit. In uitzonderlijke gevallen kan na toestemming van de officier van justitie een vertrouwenspersoon aanwezig zijn bij het inhoudelijke deel van het informatieve gesprek. De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet blijkt bij welke onderdelen (alleen het algemene deel of ook het inhoudelijke deel) van het informatieve gesprek de ouders van aangeefster aanwezig zijn geweest. Desalniettemin waren de ouders niet aanwezig bij de aangifte. Aangezien niet is gesteld of gebleken dat het verhoor bij de aangifte niet deskundig is afgenomen of een onbetrouwbaar resultaat heeft opgeleverd, is de rechtbank van oordeel dat daarmee onvoldoende omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte feitelijk in zijn belangen zou zijn geschaad.
Verder kan de officier van justitie - indien de politie verzoekt om toestemming voor aanhouding buiten heterdaad - die toestemming slechts verlenen nadat de officier van justitie kennis heeft genomen van de inhoud van de aangifte. Overwogen dient te worden of kan worden volstaan met een uitnodiging aan de verdachte om aan het bureau te verschijnen.
Verdachte is op 13 november 2012 om 16.10 uur aangehouden, terwijl eerst op 14 november 2012 om 09.30 uur aangifte is gedaan. Daaruit volgt dat de officier van justitie geen kennis had kunnen nemen van de aangifte voordat de toestemming werd verleend. Nu echter slechts is gesteld dat verdachte in zijn belangen is geschaad doordat de aanhouding publiekelijk is geschied, is de rechtbank van oordeel dat daarmee onvoldoende omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte door het vormverzuim feitelijk in zijn belangen is geschaad. De wijze van aanhouding staat immers los van het moment waarop die geschiedde.
Voorts wordt in de aanwijzing vermeld dat de officier van justitie binnen zestig dagen na binnenkomst van een proces-verbaal over de verdere vervolging beslist. Het proces-verbaal is op 11 april 2013 bij het Openbaar Ministerie ingekomen, terwijl de dagvaarding op 4 november 2013 (niet in persoon) aan verdachte is betekend.
De rechtbank stelt vast dat aan één aspect van de aanwijzing niet is voldaan en is van oordeel dat daarmee sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, maar zal daaraan geen rechtsgevolgen verbinden
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 12 november 2012 te Groesbeek contact gehad met [slachtoffer] die de leeftijd 12 jaar maar niet die van 16 jaar had bereikt en met wie verdachte niet was gehuwd. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het tenlastegelegde feit
Beoordeling door de rechtbank
Op 14 november 2012 deed [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2]) aangifte tegen verdachte, inhoudende:
‘Op maandag 12 november 2012 in Groesbeek ging ik na school naar het oude treinspoor. (..) Daar zijn allemaal mannen glasvezel aan het leggen. (..)
Hij begon mij te zoenen, in mijn nek. (..) Hij begon mij te vingeren (..) Hij zat de hele tijd met zijn mond en met zijn hand aan mijn borsten.’
(..) Ik voelde zijn vingers over mijn geslachtsdeel gaan. Hij ging er later in. (..)
Hij haalde mijn borsten met zijn handen uit mijn bh. (..) Hij likt en zuigt bij mijn tepel. (..) Hij ging over mijn vagina heen met de vingers. (..) Hij ging met zijn vinger in mij. (..) [3]
Naar aanleiding van het door aangeefster doorgegeven signalement van de persoon die bovengenoemde handelingen gepleegd zou hebben, werd verdachte aangehouden. [4]
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van aangeefster niet gebruikt moet worden voor het bewijs omdat die ongeloofwaardig en onbetrouwbaar is.
De rechtbank verwerpt dit verweer gelet op het feit dat de verklaring van aangeefster op essentiële punten wordt ondersteund door overig bewijsmateriaal.
Naar aanleiding van de aangifte is forensisch onderzoek verricht [5] waarbij bemonsteringen zijn veiliggesteld afkomstig van de rechterwang/hals, rechterborst, linkerborst, buitenste schaamlippen en de binnenste schaamlippen. [6] Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is naar voren gekomen dat het DNA-mengprofiel dat is verkregen uit celmateriaal afkomstig van een bemonstering van de rechterwang/hals, de rechterborst en de binnenste schaamlippen (SIN-nummers ZAAC3893NL#01, #2 en #5) afkomstig is van ten minste twee personen waaronder een man, waarbij geen aanwijzingen zijn gevonden dat het om celmateriaal ging van meer dan twee personen. [7]
Bij verdachte is middels wangslijmvlies DNA-materiaal (RAAU7308NL) afgenomen. [8] Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat het afgenomen DNA-materiaal van verdachte matcht met de afgeleide DNA-profielen uit de bemonstering van aangeefster. De kans dat het verkregen DNA-profiel matcht met dat van een willekeurig persoon is kleiner dan één op één miljard. [9]
De werkmeester heeft verklaard dat verdachte en aangeefster op enig moment op bovengenoemde datum samen weg zijn geweest waarbij ze in elk geval uit zijn, de werkmeesters, gezichtsveld waren. [10]
Op grond van het feit dat er DNA-materiaal is aangetroffen op de plaatsen waarvan aangeefster had verklaard dat verdachte er met zijn vingers of tong aan had gezeten, maakt dat de rechtbank concludeert dat niet anders kan dan dat verdachte de handelingen heeft verricht zoals hem verweten worden.
De verklaring van de verdediging dat aangeefster mogelijk zelf voor vermenging van lichaamsmateriaal van verdachte met dat van haarzelf heeft gezorgd met behulp van de sigaret of het blikje Red Bull van verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank dusdanig onwaarschijnlijk dat die buiten beschouwing kan blijven.
Daar komt bij dat dat aangeefster specifiek heeft verklaard over de plaatsen waar zij zou zijn aangeraakt, voorafgaand aan het uitgevoerde DNA-onderzoek. Aangeefster wist op dat moment nog niet dat er onderzoek zou volgen en kon hier niet op anticiperen. De uitkomsten van het DNA-onderzoek bevestigen dus de lezing van aangeefster.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 12 november 2012 te Groesbeek, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte de borsten van die [slachtoffer] ontbloot en (vervolgens) aan voornoemde ontblote borsten gelikt en gezogen en (vervolgens) met zijn, verdachtes, vingers over de schaamlippen van die [slachtoffer] gewreven en/of gestreeld en (vervolgens) zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht en het volgen van een ambulante behandeling bij [kliniek], of een soortgelijke instelling met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een werkstraf aan verdachte op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd
6 november 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 10 oktober 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte, destijds 28 jaar oud, heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje van destijds 14 jaar oud mede bestaande uit het binnendringen van de vagina met zijn vinger en het likken en zuigen aan de ontblote borsten van het meisje. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om toch te handelen zoals hij gedaan heeft. Verdachte heeft geen enkele rekening gehouden met de jeugdigheid van het slachtoffer.
De ernst van het feit maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf geboden acht. De rechtbank houdt echter, veel meer dan de officier van justitie, rekening met de omstandigheden van het geval, waaronder de rol van het slachtoffer zelf, en de persoon van verdachte. Hierbij ziet de rechtbank reden om een deel voorwaardelijk op te leggen. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank volstaan met een lagere gevangenisstraf dan zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde van het opleggen van bijzondere voorwaarden.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. G.J.M. van Wijk (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. L.C.P. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Politie Oost-Nederland, District Gelderland Zuid, sectie zedenzaken, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaal-nummer 2012112864, gesloten op 5 april 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 14-19; de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2014 .
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 14-19.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 107. Verdachte werd meegenomen naar het politiebureau op verdenking van verkrachting, proces-verbaal van inverzekeringstelling, p. 109.
5.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen, p. 168.
6.Een schriftelijk bescheid, zijnde een NFI rapport, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, opgemaakt door het NFI, p. 79. De bemonsteringen zijn gekoppeld aan SIN-nummers ZAAC3893NL#01 (rechterwang/hals) ZAAC3893NL#02 (rechterborst), ZAAC3893NL#03 (linkerborst), ZAAC3893NL#04 (buitenste schaamlippen), ZAAC3893NL#05 (binnenste schaamlippen).
7.Een schriftelijk bescheid, zijnde een NFI rapport, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 81.
8.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen, p. 168; een schriftelijk bescheid, zijnde een aanvullende opdracht DNA-onderzoek van het NFI, p. 151.
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een NFI rapport, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 184.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], p. 48-49.