In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Bommelerwaard over de oplegging van een boete wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres ontving sinds 7 juli 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). Naar aanleiding van vermoedens van een gezamenlijke huishouding met een andere persoon, heeft de Sociale Dienst een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden, wat resulteerde in een boete van € 6.193,42. Na bezwaar en een nieuw besluit werd deze boete gematigd tot € 3.348,54. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete over de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 ten onrechte was opgelegd, omdat de schending van de inlichtingenplicht pas vanaf 1 januari 2013 van toepassing was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en de boete vastgesteld op € 2.640,00 voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 mei 2013. De rechtbank oordeelde dat deze hoogte van de boete niet onevenredig was, gezien de omstandigheden van de zaak.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.948,00. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.