ECLI:NL:RBGEL:2014:3666

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
13/2845
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongegrondverklaring van bezwaren inzake overdrachtsbelasting door de inspecteur van de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Eindhoven over de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting. Eiseres, [X] B.V., had op 31 augustus 2012 onroerende zaken verkregen en aangifte gedaan van overdrachtsbelasting. De inspecteur verklaarde de bezwaren van eiseres tegen de voldoening van deze belasting ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 8 januari 2014 ter zitting is behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de onroerende zaken ten tijde van de verkrijging nog niet waren gerangschikt onder de Natuurschoonwet (NSW), wat betekent dat eiseres geen recht had op vrijstelling van overdrachtsbelasting. De rechtbank heeft ook de voorwaarden van het Besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB2011/310M, beoordeeld, maar geconcludeerd dat eiseres niet voldeed aan de eisen voor vrijstelling, omdat het beroep op de vrijstelling niet in de akte van verkrijging was opgenomen en er geen kopie van het verzoek om rangschikking was overgelegd.

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om onbillijkheden van overwegende aard te verhelpen, aangezien deze bevoegdheid is voorbehouden aan de Minister van Financiën. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde overdrachtsbelasting moet worden voldaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 13/2845 en 13/2847
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 18 februari 2014
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Eindhoven, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Bij notariële akten van 31 augustus 2012 is een bedrag van € 6.870 en een bedrag van
€ 7.692 aan overdrachtsbelasting aangegeven. Op 5 oktober 2012 zijn de op aangifte verschuldigde bedragen aan overdrachtsbelasting voldaan.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 20 april 2013 de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 14 mei 2013 beroep ingesteld. De brief is door verweerder op 15 mei 2013, en na doorzending, door de rechtbank ontvangen op 23 mei 2013.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2014 te Arnhem. Namens eiseres is daar verschenen mr. [gemachtigde], verbonden aan [A] te [Q]. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [B].
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2.Feiten

2.1
Bij notariële akte van 31 augustus 2012 heeft eiseres het [C]’ te [Z] verkregen. Het verkregene omvat de percelen kadastraal bekend bij gemeente Beekbergen, [D], nummers [001], [002], [003], [004], [005], [006], [007] en [008] met een totale grootte van 13.08.90 hectare. De koopsom bedroeg € 128.225. Op 5 oktober 2012 is ter zake van deze verkrijging € 6.870 overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.
2.2
Eveneens bij notariële akte van 31 augustus 2012 heeft eiseres twee woningen met ondergrond, tuin en overige aanhorigheden aan de [A-straat 1] en [A-straat 2] te [Z] verkregen. Het verkregene omvat het perceel kadastraal bekend bij gemeente Beekbergen, [D], nummer [004] met een grootte van ongeveer 0.34.77 hectare. De koopsom bedroeg € 343.525. Op 5 oktober 2012 is ter zake van deze verkrijging € 7.692 overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.
2.3
De Dienst Regelingen heeft op 8 mei 2012 een pro forma verzoek van eiseres ontvangen om de percelen kadastraal bekend bij gemeente Beekbergen [D] nummers [001], [002], [003], [004], [005], [006], [007] en [008] toe te voegen aan de rangschikking onder de Natuurschoonwet (NSW) van het landgoed ‘[F]’.
2.4
Het volledige verzoek tot rangschikking is op 11 september 2012 ingediend bij de Dienst Regelingen.
2.5
Tegen de voldoening van overdrachtsbelasting op aangifte is op 8 november 2012 bezwaar gemaakt.
2.6
De rangschikking is op 16 april 2013 afgegeven. In de beschikking staat onder meer het volgende:
“(…) dat op grond van artikel 2 lid 2 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, rangschikking van de percelen kadastraal bekend gemeente Beekbergen, [D], nrs. [001], [002], [003], [004] en [008] en aangeduid met [G] op de bij de originele beschikking behorende topografische terreinkaart, niet mogelijk is, omdat deze terreinen en de daarop gelegen opstallen niet passen bij het karakter van het landgoed, zoals gesteld in artikel 1 lid 1 onderdeel a van de Natuurschoonwet 1928; (…)”.
2.7
Het bezwaar tegen de rangschikkingsbeschikking is niet-ontvankelijk verklaard.

3.Geschil

In geschil is of eiseres ter zake van de verkrijgingen van de onroerende zaken overdrachtsbelasting is verschuldigd. In het bijzonder is in geschil of de verkrijgingen zijn vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van artikel 9a van de NSW of op grond van het Besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB2011/310M.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Artikel 9a van de NSW bepaalt dat ter zake van de verkrijging van een landgoed geen overdrachtsbelasting is verschuldigd.
4.2
Artikel 2 van de NSW bepaalt in het eerste lid dat de eigenaar die zijn onroerende zaak wenst aangemerkt te zien als een landgoed een daartoe strekkend verzoek moet indienen bij de Minister. In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat indien aan het verzoek wordt voldaan de onroerende zaak als een landgoed wordt aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop het verzoek bij de Minister is ingekomen.
4.3
Vast staat dat de onroerende zaken ten tijde van de verkrijging door eiseres nog niet waren gerangschikt. Dat een eventuele latere rangschikking terugwerkt tot de datum waarop het verzoek bij de Minister is binnengekomen doet daaraan niet af. Eiseres heeft dus op grond van de wet geen recht op vrijstelling van overdrachtsbelasting ter zake van deze verkrijgingen.
4.4
Vervolgens komt de vraag aan de orde of eiseres recht heeft op vrijstelling van overdrachtsbelasting op grond van het Besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB2011/310M (hierna: het Besluit). In dat Besluit is onder meer het volgende bepaald:
“3.Verkrijging van nog niet onder de NSW gerangschikte landgoederen
Voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 9a van de NSW moet de verkregen onroerende zaak ten tijde van de verkrijging zijn gerangschikt. Dat vind ik soms onredelijk. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule).
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat op verzoek de vrijstelling ook kan worden toegepast als het landgoed nog niet is gerangschikt.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende vier voorwaarden:
a.De onroerende zaak is ten tijde van de verkrijging rangschikkingswaardig.
b.In of bij de akte van verkrijging is een beroep op de vrijstelling gedaan.
c.Het verzoek om rangschikking moet zijn ingediend. Bij de akte wordt een kopie van het verzoek om rangschikking onder de NSW overgelegd.
d.De voorwaarden als bedoeld in artikel 9c van de NSW zijn van toepassing.
Als achteraf blijkt dat de onroerende zaak ten tijde van de verkrijging niet rangschikkingswaardig was, of als de rangschikking niet tot stand komt, dan is de overdrachtsbelasting alsnog verschuldigd.”
4.5
Nog daargelaten de vraag of de onroerende zaak (of een gedeelte daarvan) ten tijde van de verkrijging rangschikkingswaardig was stelt het Besluit als eis dat het beroep op de vrijstelling moet worden gedaan in of bij de akte van verkrijging. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte maar daarmee is naar het oordeel van de rechtbank nog niet de voetverklaring, waarin het beroep op de vrijstelling moet staan, verbeterd. Dat kan slechts door rectificatie van de betreffende akte, hetgeen niet is gebeurd.
Tevens stelt de rechtbank vast dat een kopie van het verzoek om rangschikking onder de NSW van 8 mei 2012 niet bij de akte is overgelegd, zodat ook niet aan die voorwaarde is voldaan.
Gelet op het voorgaande komt eiseres ook op grond van het Besluit niet in aanmerking voor een vrijstelling van overdrachtsbelasting.
4.6
De in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bedoelde bevoegdheid om voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen, komt niet toe aan de belastingrechter, maar is voorbehouden aan de Minister van Financiën. De rechtbank verklaart zich in zoverre dan ook onbevoegd.
4.7
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. van Baaren, voorzitter, mr.drs. L.B.M. Klein Tank, en mr.dr. N. Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 18 februari 2014
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.