In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 juli 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Belastingdienst en een gedaagde, die wordt aangeduid als [gedaagde]. De Belastingdienst vorderde dat [gedaagde] informatie zou verstrekken over bankrekeningen die hij bij de KB Luxbank in Luxemburg aanhield. De achtergrond van de zaak ligt in het Rekeningenproject, waarbij de Belastingdienst gegevens ontving van Belgische autoriteiten over Nederlandse rekeninghouders bij de KB Luxbank. De Belastingdienst had eerder al vragen gesteld aan [gedaagde] over deze rekeningen, maar hij had niet volledig geantwoord.
De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst een spoedeisend belang had bij de gevraagde informatie, aangezien het verkrijgen van deze gegevens van belang was voor de belastingheffing. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht was om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank wees de vorderingen van de Belastingdienst toe, met de bepaling dat de informatie uitsluitend gebruikt mocht worden voor belastingheffing. Tevens werd een dwangsom opgelegd van € 5.000 per dag voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldeed, met een maximum van € 500.000.
De rechtbank benadrukte dat de identificatie van [gedaagde] als rekeninghouder bij de KB Luxbank voldoende aannemelijk was, en dat eerdere uitspraken van andere rechtbanken en hoven bevestigden dat de procedure van de Belastingdienst betrouwbaar was. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde [gedaagde] in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.