Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop
€ 10.402 voor het tijdvak 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012.
[C] en [D]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [E].
Overwegingen
€ 9.920.000. Het restant, te weten € 80.000, kwam voor rekening van eiseres zelf omdat ook een aantal van haar werknemers bij eiseres was verzekerd.
31 januari 2012 waarop een bedrag van € 9.662.800 (inclusief € 1.542.800 aan omzetbelasting) in rekening wordt gebracht met als omschrijving “Vergoeding van transitiekosten conform vaststellingsovereenkomst”. Aan de overige groepen van vennootschappen zijn facturen met dezelfde omschrijvingen uitgereikt. In totaal heeft eiseres € 11.804.800 (€ 9.920.000, vermeerderd met € 1.884.800 omzetbelasting) aan [F] in rekening gebracht. [F] heeft deze omzetbelasting, met instemming van verweerder, in aftrek gebracht.
€ 102.694, welk bedrag eiseres niet op haar aangifte in aftrek heeft gebracht. In bezwaar heeft eiseres verzocht de naheffingsaanslag te vernietigen en voor het resterende bedrag een teruggaaf te verlenen van € 92.292 (€ 102.694 - € 10.402).
nr. C-26/12, EUR-Lex nr. 62012CJ0026 (PPG holdings-arrest) meebrengt dat wanneer de kosten rechtstreeks aan [F] c.s. in rekening zouden zijn gebracht, [F] de omzetbelasting in aftrek had kunnen brengen en dat ook daarom bij eiseres de vooraftrek moet worden toegestaan.