ECLI:NL:RBGEL:2014:5691

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
05/821865-13, 05/820623-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en schennis van de eerbaarheid met gevangenisstraf van 30 maanden

Op 9 september 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en schennis van de eerbaarheid. De zaak betrof twee parketnummers: 05/821865-13 en 05/820623-13. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een vrouw in haar woning in Beuningen op 21 december 2013, waarbij hij haar met geweld dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de woning van het slachtoffer ongevraagd betrad, haar duwde en haar dwong tot het ondergaan van seksuele handelingen, waaronder het knijpen in haar borsten en het met zijn vingers tussen haar schaamlippen gaan. De rechtbank achtte deze feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van DNA-bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank vond de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen voldoende steunend voor de bewezenverklaring.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van schennis van de eerbaarheid, waarbij hij zich op een niet-openbare plaats met ontbloot geslachtsdeel bevond in de nabijheid van anderen. De rechtbank oordeelde dat ook dit feit bewezen was, op basis van getuigenverklaringen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd ook toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/821865-13, 05/820623-13
Data zittingen : 4 april 2014, 3 juni 2014, 26 augustus 2014
Datum uitspraak : 9 september 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte 1],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Libië),
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. D.P. Hein, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een ter terechtzitting van 3 juni 2014 toegewezen vordering nadere omschrijving en een ter terechtzitting van 26 augustus 2014 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/821865-13
1.
hij op of omstreeks 21 december 2013 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte in de borsten van die [slachtoffer 1] geknepen en/of die [slachtoffer 1] rond en/of op de mond
en/of gezicht gezoend en/of gelikt en/of een tongzoen gegeven en/of (met) een of meer vingers tussen de schaamlippen van het [slachtoffer 1]
gestoken/gewreven en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte (ongevraagd) de woning van die [slachtoffer 1] heeft betreden en/of die
[slachtoffer 1] een duw heeft gegeven en/of bij die (op de grond gevallen) [slachtoffer 1] de
rok omhoog heeft gedaan/getrokken en/of de onderbroek heeft uitgetrokken en/of
voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) tekenen van onwil/protest
van die [slachtoffer 1] en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft
doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 december 2013 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het in de
borsten knijpen bij die [slachtoffer 1] en/of het rond en/of op de mond en/of gezicht
zoenen en/of likken van die [slachtoffer 1] en/of het geven van een tongzoen en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (ongevraagd) betreden van de woning van die [slachtoffer 1] en/of het geven van
een duw van die [slachtoffer 1] en/of het bij die (op de grond gevallen) [slachtoffer 1] omhoog
doen/trekken van de rok en/of de onderbroek heeft uitgetrokken en/of het duwen
van die [slachtoffer 1] op de bank en/of voorbij is gegaan aan de (verbale en/of
non-verbale) tekenen van onwil/protest van die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Ewijk, gemeente Beuningen,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot
het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande
uit het op de mond zoenen en/of het geven van een of meerdere tongzoen(en)van
die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
vragen om een glas water en/of het vragen of hij zijn handen mag wassen en/of
na het betreden van de woning het vastpakken van die [slachtoffer 2] bij haar
schouders en/of voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) tekenen
van onwil/protest van die [slachtoffer 2];
3.
hij op of omstreeks 14 september 2013 te Ewijk, gemeente Beuningen,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het meerdere malen althans eenmaal stoppen/steken
van zijn tong in de mond van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het vragen of hij water mag drinken en/of na het
betreden van de woning (hard) vastpakken en/of achterover in een stoel duwen
van die [slachtoffer 3] en/of voorbij is gegaan aan de (verbale en/of
non-verbale) tekenen van onwil/protest van die [slachtoffer 3];
Ten aanzien van parketnummer 05/820623-13
hij op of omstreeks 23 maart 2013 te Winterswijk, één of meermalen schennis heeft gepleegd door zich opzettelijk oneerbaar op
een niet-openbare plaats, te weten in en/of bij de woning gelegen aan de
[adres 1] althans [adres 2], met ontbloot geslachtsdeel te bevinden, terwijl daarbij één of meer anderen (waaronder aangeefster [slachtoffer 4])
haars/huns ondanks tegenwoordig was/waren;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 26 augustus 2014 voor het laatst ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. D.P. Hein, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting van 26 augustus 2014 verschenen: [slachtoffer 1].
De officier van justitie, mr. J. Kolkman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/821865-13 [1]
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 december 2013 heeft een man ongevraagd de woning van [slachtoffer 1]
(hierna: aangeefster)te Beuningen betreden. [2] Aangeefster is naar hem toegelopen om hem weg te duwen maar de man duwde haar naar achteren zodat zij op de bank viel. De man duwde haar hoofd naar beneden het kussen op. Daarna heeft de man met zijn tong om haar mond heen gelikt en deed hij zijn tong in haar mond en draaide met zijn tong rond in haar mond. Aangeefster probeerde zijn hoofd en lichaam weg te duwen. De tong van de man ging uit haar mond. Ze begon te gillen maar de man deed zijn hand op haar mond. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair verzocht verdachte van het primair tenlastegelegde vrij te spreken omdat niet bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die het feit heeft gepleegd. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat vrijspraak zou moeten volgen omdat alleen het afgedwongen (tong)zoenen bewezen kan worden vanwege het aangetroffen DNA. Volgens de jurisprudentie levert dit geen verkrachting op. Niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van seksueel binnendringen omdat aangeefster heeft verklaard dat van penetratie geen sprake is en er geen DNA van verdachte rondom de vagina van aangeefster is aangetroffen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat alleen het gedwongen tongzoenen bewezen kan worden. Voor wat betreft het tenlastegelegde knijpen in de borsten van aangeefster bevindt zich in het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat, nadat de man haar op de bank had geduwd, hij meteen in haar borsten begon te knijpen. [4] Zij heeft voorts verklaard dat nadat de tong van de man uit haar mond ging, de man is opgestaan en in de richting van keuken is gelopen. Aangeefster liep hem achterna met de bedoeling hem naar buiten te duwen maar de man duwde haar naar achteren. Aangeefster viel hierdoor op de grond. De man duwde haar rok omhoog en deed haar onderbroek uit.
Toen de man haar onderbroek uit had gedaan voelde ze dat hij met zijn vingers tussen haar schaamlippen ging en voelde zijn nagels. [5]
De man had een donkerbruine huidskleur, zwart kort kroezend haar en droeg een zwarte pet. Het bandje waarmee de pet strakker kan worden gemaakt, was van rood plastic. De klep had een rood stiksel. De man droeg een donkerblauw trainingspak. [6]
In het dossier bevindt zich een foto van verdachte waar op te zien is dat hij een bruine huidskleur en zwart kort kroezend haar heeft. [7]
Op 23 december 2013 is in de woning van verdachte in een tas die op de grond in een kast lag, een zwarte pet aangetroffen waarvan de klep voorzien was van rode stiksels. [8] Ook aan de achterzijde van de pet zijn rode stiksels te zien. [9] In de wasmachine van verdachte werd een blauwe trainingsbroek en blauw trainingsjack aangetroffen. [10] Verdachte heeft verklaard dat deze kleding en de pet van hem zijn. [11]
Op 21 december 2013 is aangeefster door een forensisch arts onderzocht en zijn haar schaamlippen bemonsterd. De arts heeft in haar rapport weergegeven dat bij aangeefster meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen en bloeduitstortingen zichtbaar zijn. Tevens is aan de binnenkant van de binnenste rechterschaamlip een slijmvliesbeschadiging zichtbaar. [12]
Op 21 december 2013 is tevens het gebied rondom de mond van aangeefster bemonsterd. [13]
De bemonstering van het gezicht (kin) van aangeefster is door het Nederlands Forensisch Instituut onderworpen aan een DNA-onderzoek. Geconcludeerd wordt dat de bemonstering matcht met het DNA van verdachte. Daarbij is de kans dat het DNA van een willekeurig ander persoon matcht met het DNA uit de bemonstering berekend op kleiner dan één op één miljard. [14]
In de bemonstering van de binnenzijde van de buitenste schaamlippen van aangeefster is een aanwijzing verkregen voor een relatief zeer geringe hoeveelheid Y-chromosomaal (mannelijk) DNA. [15] Hieruit is echter geen voor vergelijking geschikt Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen (NIF-rapport van 25 april 2014).
Conclusie
Gelet op het door aangeefster gegeven signalement van de dader en de door haar gegeven omschrijving van diens kleding en pet, dat overeen komt met dat van verdachte en de bij hem aangetroffen pet en trainingspak, de match van de bemonstering van de kin van aangeefster met het DNA van verdachte, het aangetroffen mannelijk DNA op de schaamlippen van aangeefster en het bij aangeefster aangetroffen letsel, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de woning van aangeefster heeft betreden en aldaar het primair tenlastegelegde heeft begaan. De aangifte wordt in voldoende mate ondersteund door die, hiervoor weergegeven, bewijsmiddelen.
Uit de aangifte leidt de rechtbank ook af dat de verdachte aangeefster in haar borsten heeft geknepen alsook dat hij met zijn vingers tussen haar schaamlippen is geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet aannemelijk is geworden dat het DNA op de schaamlippen van aangeefster daar op een andere wijze of door een andere man terecht is gekomen en het aldaar geconstateerde letsel op andere wijze is ontstaan.
Het brengen van de vingers tussen de schaamlippen is te kwalificeren als seksueel binnendringen van het lichaam als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Hoge Raad 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3627).
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 21 december 2013 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte in de borsten van die [slachtoffer 1] geknepen en die [slachtoffer 1] rond de mond gelikt en een tongzoen gegeven en (met) vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gestoken/gewreven en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte (ongevraagd) de woning van die [slachtoffer 1] heeft betreden en die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven en bij die op de grond gevallen [slachtoffer 1] de rok omhoog heeft gedaan/getrokken en de onderbroek heeft uitgetrokken en voorbij is gegaan aan de (verbale en non-verbale) tekenen van onwil/protest van die [slachtoffer 1] en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Feiten 2 en 3
Met de raadsman en de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 ten laste is gelegd nu de aangiftes in onvoldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 05/820623-13 [16]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 maart 2013 heeft een man zich, met ontbloot geslachtsdeel, bevonden in en daarna bij de woning gelegen aan de [adres 1] in Winterswijk, zijnde de woning van een vrouwenopvang van het asielzoekerscentrum. Hierbij waren telkens anderen, waaronder [slachtoffer 4]
(hierna: aangeefster)aanwezig. [17] De woning is gelegen op het terrein van het Asielzoekerscentrum in Winterswijk. [18]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken nu niet zonder gerede twijfel is vast te stellen dat verdachte degene was die het feit gepleegd heeft.
De raadsman heeft hiertoe het volgende betoogd. De verdenking is enkel gebaseerd op verklaringen van getuigen. Aangeefster kan de man nauwelijks beschrijven en de beschrijving die zij geeft is niet onderscheidend genoeg. De verklaring van getuige [getuige 1] kan niet voor het bewijs gebruikt worden omdat zij niet bij de rechter-commissaris gehoord kon worden en haar verklaring in onvoldoende mate ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. De getuige [getuige 2] geeft een zeer algemene beschrijving van de dader. Hij heeft verdachte aangewezen als de dader op een moment dat aan hem door de politie slechts twee personen gepresenteerd zijn waarvan de één overduidelijk niet voldeed aan de beschrijving van de dader en desondanks heeft [getuige 2] niet kunnen specifiëren waaraan hij hem herkende. Bovendien was deze confrontatie onrechtmatig omdat feitelijk sprake was van een Oslo-confrontatie die niet voldeed aan de regels zoals genoemd in het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat op 23 maart 2013 omstreeks 06.00 uur een Afrikaanse man haar woning binnen kwam lopen met zijn geslachtsdeel uit zijn broek. Haar huisgenoot, [getuige 3], kwam aangelopen. Er kwamen nog twee vrouwen aangelopen. Ze hebben hard geschreeuwd en konden samen de man buiten de deur zetten. [getuige 3] heeft toen [getuige 2] gebeld die direct naast hen woont. Even later zag aangeefster de Afrikaanse man voor het raam staan met weer zijn geslachtsdeel uit zijn broek. De man ging met zijn hand heen en weer. Aangeefster heeft [getuige 3] geroepen en die heeft [getuige 2] telefonisch gewaarschuwd. Niet veel later kwam [getuige 2] bij hen. [19]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 23 maart 2013 omstreeks 6.00 uur in haar woongroep een Afrikaans uitziende man zag met zijn geslachtsdeel uit zijn broek. Met medebewoners heeft zij veel lawaai gemaakt. De man is de deur uitgelopen. [getuige 3] heeft een buurman genaamd [getuige 2] gebeld. Ongeveer twintig minuten later zag zij de Afrikaanse man voor het raam staan. Ze zag dat hij zijn stijve penis in zijn hand had. [20]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 23 maart 2013 in de vroege ochtend gebeld werd door [getuige 3] die in het woonblok naast hem woont. Ze vertelde dat er een man bij haar in de woning stond die zichzelf aan het aftrekken was. Niet veel later belde [getuige 2] weer en is [getuige 2] naar haar woning gelopen. Hij zag toen een Afrikaanse man die zich voor het raam aan het aftrekken was. [21] [getuige 2] is toen naar de receptie van de COA gegaan om te vertellen wat de situatie was. [22] Vanaf de receptie zag [getuige 2] zag de man een woonunitingaan. Op aanwijzen van [getuige 2] is de politie hooguit tien minuten later die woonunit ingegaan. Na een paar minuten mocht [getuige 2] binnen komen. [23] In de woonkamer hingen jassen. [getuige 2] heeft de politie de jas van de dader aangewezen. Hij mocht toen één van de kamers in waar twee mannen waren. [getuige 2] heeft gezegd dat de man die op bed lag, de dader was. [getuige 2] herkende de man aan zijn hoofd/gezicht. Hij verklaart hierover: ‘hij was beginnend kaal aan het worden, stekeltjes had hij. Hij had weinig haar maar het was wel een bos. Hij had wel veel haar aan de zijkant, je kon ook zien dat hij kalend werd’. [24] Op de vraag of er iets opvallends was aan het gezicht van de man heeft [getuige 2] gezegd: ‘ik heb hem gezien toen hij daar liep en binnen een aantal minuten wordt er naar die persoon gevraagd. Ik kan dan wel zeggen of het die persoon is’. [25] Bij de politie heeft [getuige 2] verklaard dat hij de man in het bed met 100 procent zekerheid herkent als degene die voor het raam had staan masturberen. [26]
De man die in het bed lag is aangehouden en betreft verdachte. [27]
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 2] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die het feit heeft gepleegd. Uit de verklaringen volgt dat de man die zij gezien hebben, dezelfde is.
De verklaringen van de aangeefster en de getuige [getuige 3] vinden over en weer steun in elkaar. Hun verklaringen vinden voorts steun in de verklaring van de getuige [getuige 2]. Hij bevestigt dat hij door [getuige 3] is gebeld en heeft gezien dat een man zich voor het raam aan het aftrekken was. De verklaring van [getuige 3] vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen en kan aldus in de bewijsvoering worden betrokken.
[getuige 2] is stellig in zijn herkenning, de herkenning heeft plaats gevonden kort nadat hij het feit heeft waargenomen en zijn omschrijving van de haardracht, waaraan hij verdachte heeft herkend als zijnde de dader, is gedetailleerd. Deze herkenning is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende betrouwbaar om haar in de bewijsvoering te kunnen betrekken. Dat geen sprake is geweest van een Olso-confrontatie doet daaraan niet af.
De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 23 maart 2013 te Winterswijk, meermalen schennis heeft gepleegd door zich opzettelijk oneerbaar op een niet-openbare plaats, te weten in en bij de woning gelegen aan de
[adres 1] met ontbloot geslachtsdeel te bevinden, terwijl daarbij, telkens, anderen (waaronder aangeefster [slachtoffer 4]) haars/huns ondanks tegenwoordig was/waren;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/821865-13 feit 1 primair:
Verkrachting
Ten aanzien van parketnummer 05/820623-13:
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, indien een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/821865-13 feit 1 primair en het onder parketnummer 05/820623-13 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport acht de officier van justitie oplegging van een behandeling en reclasseringstoezicht niet haalbaar en niet mogelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, gelet op de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en het advies van de psycholoog en de reclassering, verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel met als bijzondere voorwaarde een verplichte behandeling voor zijn PTSS. Het opleggen van slechts een onvoorwaardelijke straf mag niet gelegen zijn in de reden dat verdachte tot ongewenst vreemdeling verklaard zal worden. De raadsman heeft tevens verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bovendien moet rekening gehouden worden met het feit dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet geldt voor een vreemdeling en zal de op te leggen straf in die zin gematigd moeten worden.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 23 juli 2014;
 beknopte reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland, gedateerd 14 mei 2013, 23 december 2013 en 20 maart 2014, betreffende verdachte;
 een rapport van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 16 mei 2014, betreffende verdachte en
 een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 2 juni 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is de woning van een 61-jarige vrouw binnengedrongen en heeft haar, wetende dat zij slecht ter been was, geduwd waardoor zij ten val kwam en heeft vervolgens haar borsten betast, haar gedwongen een tongzoen te ondergaan en heeft zijn vingers tussen haar schaamlippen gebracht. Verdachte heeft hiermee niet alleen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, maar ook op haar lichamelijke en seksuele integriteit. Het slachtoffer heeft hierdoor lichamelijke en psychische schade opgelopen.
Dat verdachte bewust een kwetsbaar slachtoffer heeft uitgezocht om zijn eigen lustgevoelens te bevredigen, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door zichzelf in het bijzijn van anderen te masturberen. Ook in dit geval zocht hij de vrouwelijke slachtoffers, medebewoners van het asielzoekerscentrum waar verdachte destijds ook verbleef, bewust op.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor het plegen van soortgelijke feiten.
Uit de hierboven genoemde psychologische rapportage volgt dat verdachte lijdt aan een Post Traumatische Stress Stoornis maar dat geen verband gelegd kan worden tussen de stoornis en het tenlastegelegde omdat verdachte het tenlastegelegde ontkent. Gelet op het feit dat verdachte ook ter zitting de feiten ontkend heeft, kan de rechtbank zich vinden in deze conclusie en maakt die tot de hare. Evenals in het reclasseringsrapport wordt weergegeven, heeft verdachte ook ter zitting geen blijk gegeven van enig probleembesef of inzicht in de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer maar lijkt hij zich alleen druk te maken om zijn eigen welzijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de geëiste vrijheidsbenemende straf alleszins passend en geboden.
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende aanleiding om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen om op die manier een verplichte behandeling met daaraan gekoppeld een reclasseringstoezicht op te kunnen leggen.
Dat verdachte mogelijk in de toekomst tot ongewenst vreemdeling verklaard zal worden en dan niet voorwaardelijk in vrijheid gesteld zal worden, vormt geen reden om over te gaan tot matiging van de straf.
6A. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/821865-13 feit 1 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.154,37.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering in zijn geheel af te wijzen gelet op zijn pleidooi tot vrijspraak. Subsidiair heeft hij verzocht de vordering voor wat betreft de post ‘aanschaf verlichting’ af te wijzen nu dit niet onderbouwd is. Voor het overige heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen omdat verdachte van een gering bedrag moet rondkomen en omdat voor het bedrag dat wordt gevraagd ter vergoeding van immateriële schade eerder aansluiting gezocht moet worden bij de zaak met nr.1387 zoals genoemd in de bij de vordering gevoegde kopie uit de smartegeldgids.
Beoordeling door de rechtbank
Ter zitting is namens de benadeelde partij toegelicht dat extra verlichting aangebracht is buiten de woning van de benadeelde partij omdat zij als gevolg van het gebeuren angstig geworden was voor gekleurde mensen en niet meer in het donker naar buiten durfde. Door de verlichting kan zij beter zien wie zich buiten haar woning bevindt.
Gelet hierop acht de rechtbank de kosten die betaald zijn voor de verlichting in een voldoende rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde en zal zij dit deel van de vordering toewijzen.
Het bedrag dat gevraagd wordt ter zake vergoeding van immateriële schade, te weten € 1.000,-, acht de rechtbank, gelet op hetgeen bewezen is verklaard en de in de vordering gegeven onderbouwing, redelijk. De rechtbank zal de vordering ook voor wat betreft dit gedeelte toewijzen.
Ook voor het overige is de vordering, gelet op hetgeen bewezen is verklaard, voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering dan ook in zijn geheel toewijzen. Voor de rechtbank staat, mede gelet op de hoogte van het bedrag, thans niet vast dat het (toekomstige) inkomen van verdachte ontoereikend zal zijn om dit bedrag te betalen. Bovendien is betalingsonmacht geen reden om een civielrechtelijke schadevergoeding op een lager bedrag te stellen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding dit bedrag te matigen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 december 2013.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 239 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 05/821865-13 feit 2 en feit 3 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (05/821865-13 feit 1 primair).
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 1.154,37 (duizendhonderdvierenvijftig euro en zevenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 1.154,37 (duizendhonderdvierenvijftig euro en zevenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. T. Bertens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, regio Gelderland-Zuid, divisie COZ, Zedenzaken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL084A-2014018666 Z, gesloten op 28 februari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 46.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 48, 49.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 48.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 49.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 51.
7.Rechterlijke waarneming van de foto van verdachte zoals opgenomen in de ID staat, p. 183.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 131.
9.De foto die gemaakt is van de pet, p. 136.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 131.
11.Het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullend proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], d.d. 16 april 2014, p. 9, 10.
12.De rapportage zedenonderzoek, p. 100, 101.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 102.
14.Het rapport van het NFI, p. 2.
15.Het rapport van het NFI, p. 4.
16.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, regio Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Oost Gelre, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0644 2013037689, gesloten op 27 maart 2013en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 16, 17 en het proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 1], p. 20, 21.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 16, 17.
20.Het proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 1], p. 20, 21.
21.Het proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 2], p. 18.
22.Het proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 2], afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 2.
23.Het proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 2], afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 3.
24.Het proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 2], afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 4.
25.Het proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 2], afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 5.
26.Het proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 2], p. 19.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 22, 23.