ECLI:NL:RBGEL:2014:683

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
AWB-13_5404
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing bijstandsaanvraag na onterecht buiten behandeling stellen door gemeente Ede

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.W. Koekebakker, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, vertegenwoordigd door A. Brouwer. Eiseres had op 19 november 2012 een aanvraag om bijstand ingediend, welke door verweerder op 12 december 2012 buiten behandeling was gesteld. Dit besluit werd door eiseres bestreden, waarna de rechtbank de zaak in behandeling nam. De rechtbank oordeelde dat de hersteltermijn van zeven dagen die aan eiseres was gegeven, niet redelijk was, aangezien de benodigde gegevens bij een buitenlandse overheid moesten worden opgevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres ten onrechte buiten behandeling was gesteld, omdat de gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn kon worden verkregen. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en de aanvraag van eiseres toegewezen, met terugwerkende kracht tot 1 november 2012, de datum waarop eiseres zich bij verweerder had gemeld. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.948. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de partijen op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: ARN AWB 13/5404

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
(gemachtigde: mr. J.W. Koekebakker),
en
het college van burgemeester en wethouders gemeente Ede, verweerder
(gemachtigde: A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de op 19 november 2012 ingediende aanvraag van eiseres om bijstand buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 28 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2013. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1.1 De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.2 Eiseres was gehuwd. Uit dat huwelijk zijn twee kinderen geboren in respectievelijk 2006 en 2009. In 2009 is eiseres van haar echtgenoot gescheiden.
1.3 Van 29 mei 2009 tot en met 19 september 2011 heeft eiseres bijstand ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), aanvankelijk naar de norm voor een alleenstaande en vanaf 26 november 2011 naar de norm voor gehuwden vanwege het voeren van een gezamenlijke huishouding met haar voormalige echtgenoot. Na een huisbezoek is de bijstand beëindigd per 19 september 2011 en ingetrokken met ingang van 27 mei 2011 .
1.4 Op 20 oktober 2011 heeft eiseres bij verweerder opnieuw bijstand aangevraagd naar de norm voor een alleenstaande ouder. Verweerder heeft die aanvraag buiten behandeling gesteld.
1.5 Op 3 december 2011 is eiseres metterwoon vertrokken naar Turkije. Zij woonde in Turkije met haar kinderen bij haar voormalige schoonouders.
1.6 Op 26 september 2012 heeft eiseres opnieuw een aanvraag om bijstand ingediend bij verweerder. Die aanvraag is op 12 oktober 2012 buiten behandeling gesteld wegens het niet verstrekken van door verweerder gevraagde informatie. Eiseres heeft daartegen geen bezwaar gemaakt.
1.7 Bij brief van 1 november 2012 heeft verweerder eiseres uitgenodigd voor een zogenoemd intakegesprek op 19 november 2012. Verweerder schrijft in die brief ook dat eiseres heeft laten weten een uitkering te willen aanvragen op grond van de WWB voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Eiseres heeft bij brief van 19 november 2012 die aanvraag ingediend.
1.8 In reactie op de onder 1.7 genoemde aanvraag heeft verweerder eiseres bij brief van 23 november 2012 verzocht om voor 30 november 2012 gegevens te verstrekken waarin staat vermeld op wiens naam de woning op het adres [adres] staat waar eiseres in Turkije met haar echtgenoot verblijf had, meer in het bijzonder kadastergegevens, gegevens over de onroerende zaakbelasting en een verklaring van de gemeente dat eiseres niet voorkwam in belastingzaken.
1.9 Bij brief van 29 november 2012 heeft een zwager van eiseres, [naam zwager], namens eiseres aan verweerder bericht dat eiseres de gevraagde documenten niet kon leveren omdat haar voormalige echtgenoot weigerde mee te werken en dat zij niet begreep waarom verweerder deze informatie nodig had, omdat het huis waarin haar voormalige echtgenoot verblijft eigendom is van diens ouders, de voormalige echtgenoot bij zijn ouders woont en een soort kostgeld betaalt en eiseres zelf niet over enige onroerende zaak beschikt.
1.10 Bij brief van 30 november 2012 heeft verweerder eiseres opnieuw verzocht om de gevraagde informatie voor 7 december 2012 over te leggen.
1.11 Bij brief van 12 december 2012 heeft verweerder geweigerd de aanvraag van 19 november 2012 in behandeling te nemen onder verwijzing naar artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft tegen die beslissing op 10 december 2012 bezwaar gemaakt.
1.12 Eveneens op 10 december 2012 heeft eiseres de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening. Dat verzoek is door de voorzieningenrechter bij uitspraak van 13 februari 2013 toegewezen (zaak met kenmerk 13/183). De voorzieningenrechter heeft daarbij onder meer overwogen dat de door verweerder in de brieven van 23 en 30 november 2012 genoemde gegevens van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag, dat die gegevens niet zijn verstrekt binnen de gestelde termijn, maar eiseres onweersproken heeft betoogd dat zij de gevraagde gegevens niet vanuit Nederland kon opvragen, dat de familie van haar voormalige echtgenoot niet wilde meewerken aan haar verzoek om de gegevens voor haar op te vragen en dat een in Nederland wonende zwager van eiseres in de zomer van 2013 naar Turkije zou gaan en dan de gevraagde gegevens kon verkrijgen. In verband daarmee heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de geboden hersteltermijn, gelet op de aard van de gevraagde gegevens als te kort moest worden beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft vervolgens het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens heeft de rechtbank daarbij verweerder opgedragen aan eiseres met ingang van 11 januari 2013 voorschotten ingevolge de WWB toe te kennen naar de norm voor een alleenstaande ouder tot zes weken na het besluit op het bezwaar.
1.13 Verweerder heeft daarop aan eiseres met ingang van 1 maart 2013 bijstand verstrekt in de vorm van voorschotten. Op 7 april 2013 is eiseres opnieuw naar Turkije gegaan. Op 25 mei 2013 is zij weer in Nederland teruggekeerd. Over de periode dat eiseres in Turkije verbleef, heeft verweerder geen voorschotten verstrekt. Eiseres verbleef na haar terugkeer op 25 mei 2013 bij familie.
1.14 Op 30 mei 2013 heeft eiseres opnieuw bijstand aangevraagd.
1.15 Bij brief van 11 juni 2013 heeft eiseres onder meer een verklaring overgelegd van 9 april 2013 van het Stadhouderschap van Bornova, Directoraat Kadasterzaken. Volgens die verklaring staan op naam van eiseres geen bezittingen geregistreerd. Eiseres heeft bij die brief ook een overzicht afkomstig van de ontvanger van de Belastingen van Bornova (Tahsildar) overgelegd betreffende onder meer een woning gelegen aan de [adres], die op naam van de voormalige schoonvader van eiseres stond.
1.16 De aanvraag van 30 mei 2013 is door verweerder op 9 juli 2013 toegewezen.
1.17 In augustus 2013 is eiseres naar Turkije vertrokken om bij haar voormalige echtgenoot te gaan wonen.
2.
In geschil is of verweerder de aanvraag van eiseres van 19 november 2012 terecht buiten behandeling heeft gesteld.
3.
Eiseres heeft aangevoerd dat de aanvraag van 19 november 2012 ten onrechte buiten behandeling is gesteld, omdat de gevraagde gegevens gelet op hun aard niet binnen de gestelde termijn konden worden verstrekt, die gegevens niet relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag en bovendien op basis van dezelfde informatie bij beschikking van 9 juli 2013 wel bijstand is verstrekt. Eiseres verzoekt de rechtbank te oordelen dat de door eiseres gevraagde bijstand met ingang van 26 september 2012 wordt toegekend.
4.
Verweerder heeft zich daartegenover op het standpunt gesteld dat de gegevens wel van belang zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verweerder verwijst voor dit standpunt ook naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 februari 2013. Verweerder stelt ook dat de zwager van eiseres in zijn brief van 29 november 2012 slechts heeft aangegeven dat het niet lukte om aan de gevraagde informatie te komen en daarin niet om een hersteltermijn heeft verzocht. Verweerder stelt bovendien dat van toewijzing van de aanvraag met ingang van 26 september 2012 geen sprake kan zijn, omdat eiseres tegen de beschikking van 12 oktober 2012 geen bezwaar heeft gemaakt zodat die beschikking onherroepelijk is geworden en toewijzing van de aanvraag met ingang van 26 september 2012 zou neerkomen op omzeiling van de bezwaartermijn die voor die beschikking gold.
5.
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb, kan – voor zover van belang – een bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
6.
De rechtbank onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter dat de gevraagde gegevens van belang zijn voor het beoordelen van de aanvraag. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet in geschil is dat eiseres gedurende haar verblijf in Turkije samen met haar voormalige echtgenoot in de betreffende woning verbleef. De rechtbank onderschrijft ook het oordeel van de voorzieningenrechter dat de aan eiseres geboden hersteltermijn van zeven dagen niet redelijk is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de informatie moest worden ingewonnen bij buitenlandse overheidsinstanties en dat de rechtbank aannemelijk acht dat dit niet op eenvoudige wijze, bijvoorbeeld via internet, kon geschieden. Dit betekent dat verweerder de aanvraag redelijkerwijs niet buiten behandeling mocht stellen. Dat brengt mee dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Niet in geschil is dat verweerder op 9 juli 2013 de aanvraag van 30 mei 2013, afgezien van de in juni 2013 door eiseres overgelegde gegevens betreffende de woning in Turkije, op basis van dezelfde gegevens heeft toegewezen als waarover verweerder beschikte op het moment van het buiten behandeling stellen van de aanvraag van 19 november 2012. Geen van deze gegevens waren uiteindelijk een beletsel voor het toekennen van bijstand. De rechtbank ziet hierin aanleiding zelf in de zaak te voorzien in die zin dat de aanvraag van 19 november 2012 dient te worden toegewezen. Ingevolge artikel 44 van de WWB dient de bijstand te worden toegekend vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, voor zover die dag niet ligt voor de dag waarop belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Uit de onder 1.7 genoemde brief van verweerder van 1 november 2012 leidt de rechtbank af dat eiseres zich in ieder geval op 1 november 2012 bij verweerder had gemeld. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de melding nog eerder was gedaan. Dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 Awb in verband waarmee van de datum van de eerdere aanvraag van 26 september 2012 zou moeten worden uitgegaan, heeft eiseres niet gesteld. Dat betekent dat de bijstand dient te worden toegekend met ingang van 1 november 2012.
7.
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Eiseres heeft tijdig verzocht om een vergoeding voor de kosten van behandeling van bezwaar. Er is sprake van beroepsmatig verleende bijstand. De rechtbank heeft de kosten daarvan met in achtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.948 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1). Eiseres heeft niet gesteld andere kosten te hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 12 december 2012,
- bepaalt dat aan eiseres met ingang van 1 november 2012 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder wordt toegekend en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.948;
- gelast verweerder aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 44 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, voorzitter, en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg en mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, leden, in aanwezigheid van drs. G. Sassen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op .
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.