ECLI:NL:RBGEL:2014:7938

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
3383432 HA VERZ 14-271
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst onder opschortende voorwaarde in geschil tussen Stichting Baston Wonen en voormalig directeur

In deze zaak verzoekt Stichting Baston Wonen de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met haar voormalig directeur, [gedaagde], te ontbinden per datum beschikking of een door de kantonrechter vast te stellen datum, onder de opschortende voorwaarde dat een eerdere uitspraak van de kantonrechter in een andere procedure in kracht van gewijsde zal zijn gegaan. De procedure is gestart na een conflict over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die oorspronkelijk zou eindigen op 1 juli 2017, maar waar partijen in 2012 al gesprekken over een eerdere beëindiging hebben gevoerd. De kantonrechter heeft de vorderingen van Baston in een eerdere procedure afgewezen, en Baston heeft hoger beroep ingesteld. De kantonrechter oordeelt dat het verzoek tot ontbinding onder de gevraagde opschortende voorwaarde niet mogelijk is, omdat dit in strijd komt met het stelsel van het ontslagrecht en de ontbindingsprocedure. De kantonrechter benadrukt het belang van een spoedige beslissing in ontbindingsprocedures en stelt dat het creëren van onzekerheid over de beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst niet in het belang van partijen is. Daarom wordt het verzoek van Baston Wonen afgewezen en wordt zij veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 3383432 \ HA VERZ 14-271 \ 529
uitspraak van 3 november 2014
beschikking
in de zaak van
de stichting
Stichting Baston Wonen
gevestigd te Zevenaar
verzoekende partij
gemachtigde mr. J. Langerhuizen en mr. R.H. van de Beeten
tegen
[gedaagde]
wonende te Vorden
verwerende partij
gemachtigde mr. R.J.A. Dil en mr. J.S. van der Landen
Partijen worden hierna Baston en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de akte overlegging producties van de gemachtigde van Baston
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 16 oktober 2014 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van Baston en de gemachtigde van [gedaagde].
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is ook behandeld het door [gedaagde] jegens Baston aangespannen kort geding met zaaknummer 3407317 VV EXPL 14-228, waarin [gedaagde] opheffing van zijn op non-actiefstelling heeft gevorderd, alsmede wedertewerkstelling. De kantonrechter doet bij vonnis van heden ook uitspraak in die zaak.

2.De voorgeschiedenis

2.1.
[gedaagde] treedt op 1 september 1979 in dienst bij één van de rechtsvoorgangers van Baston, de Algemene Stichting Woningbouw Zevenaar (ASWZ). Op 1 januari 2000 wordt [gedaagde] statutair directeur/bestuurder van ASWZ. Na de fusie van ASWZ en de stichting Stichting Volkshuisvesting Zevenaar tot Baston, wordt [gedaagde] statutair directeur/bestuurder van Baston.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst van 1 april 2001 staat dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval eindigt met ingang van de maand waarop Baston de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, te weten 1 juli 2017. De overeenkomst voorziet in de mogelijkheid van een eerdere beëindiging dan met 65 jaar, en wel vanaf het bereiken van de leeftijd van 62 jaar.
2.3.
Eind 2012 gaan de Raad van Commissarissen van Baston (hierna: RVC) en [gedaagde] met elkaar in gesprek over een eerdere beëindiging dan die bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Partijen spreken over de mogelijkheid dat [gedaagde] tot
1 juli 2014 zijn functie van directeur/bestuurder blijft vervullen en dat hij in de periode van
1 juli 2014 tot 1 juli 2015 als adviseur in dienst blijft tegen aangepaste financiële voorwaarden.
2.4.
Baston legt [gedaagde] een (concept) beëindigingsovereenkomst voor. [gedaagde] weigert deze te ondertekenen en geeft te kennen dat hij tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd als directeur/bestuurder wenst aan te blijven.
2.5.
Baston entameert een procedure tegen [gedaagde] bij de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Zutphen. Baston vordert in die procedure onder meer dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Baston en [gedaagde] gebonden zijn door de overeenkomst, mondeling gesloten op 4 april 2013, conform de tekst van de overeenkomst van 11 april 2013 en de functieomschrijving van 15 mei 2013. Baston stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van deze overeenkomst per
1 juli 2015 zal eindigen.
2.6.
De kantonrechter te Zutphen wijst de vorderingen van Baston bij vonnis van
14 mei 2014 af.
2.7.
Baston gaat van deze uitspraak in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In die zaak is nog geen uitspraak gedaan.
2.8.
De RVC stelt [gedaagde] op 4 juli 2014 op non-actief en ontslaat hem als bestuurder bij besluit van 4 juli 2014.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Baston verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden per datum beschikking of een datum als de kantonrechter in goede justitie zal vaststellen, zulks onder de opschortende voorwaarde dat het vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 14 mei 2014, zaaknummer 2543762 CV EXPL 13-7159 in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, kosten rechtens. Op hetgeen Baston aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd, zal hierna – voor zover nodig – worden ingegaan.
3.2.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft onder meer aangevoerd dat het voorwaardelijke karakter van het verzoek reeds aan toewijzing van de gevorderde ontbinding in de weg staat. Op hetgeen [gedaagde] overigens als verweer heeft aangevoerd, zal hierna – voor zover nodig – worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst dient de kantonrechter een oordeel te geven over de vraag of de ontbinding onder de verzochte opschortende voorwaarde kan worden uitgesproken, nu het rechtsgevolg van de eventuele ontbindingsbeschikking niet onmiddellijk intreedt, maar eerst zal intreden indien, zoals verzocht, voormelde uitspraak van de kantonrechter te Zutphen in kracht van gewijsde is gegaan. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat de vervulling van een opschortende voorwaarde blijkens artikel 6:22 BW in beginsel geen terugwerkende kracht heeft.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het uitspreken van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder deze opschortende voorwaarde niet mogelijk is, omdat een dergelijke voorwaarde in strijd komt met het stelsel van het ontslagrecht en van de ontbindingsprocedure in het bijzonder. De ontbindingsprocedure is een procedure gericht op het verkrijgen van een spoedige beslissing omtrent het al dan niet eindigen van de arbeidsovereenkomst (zie onder meer HR 21 oktober 1983, NJ 1984, 296). Ook de Aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters voor de procedure ex artikel 7:685 BW onderschrijven het belang van een spoedige beslissing. In aanbeveling 1.1. is vermeld dat de tijd tussen binnenkomst van het verzoekschrift en de verzending van de beschikking in beginsel niet langer zal zijn dan acht weken en in de toelichting op deze aanbeveling staat dat de snelle duidelijkheid één van de belangrijkste overwegingen voor partijen is om te kiezen voor de ontbindingsprocedure van artikel 7:685 BW.
Door ontbinding uit te spreken onder de gevraagde opschortende voorwaarde wordt een periode gecreëerd van onzekerheid over de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Baston heeft reeds hoger beroep ingesteld bij het Hof van de uitspraak van de kantonrechter te Zutphen, terwijl niet valt uit te sluiten dat na een verkregen uitspraak van het Hof één van partijen in cassatie zal gaan. Het kan derhalve een aanzienlijke tijd duren voordat bij onherroepelijk vonnis/arrest definitief is beslist over de vraag of partijen zijn gebonden door de overeenkomst, mondeling gesloten op 4 april 2013, conform de tekst van de overeenkomst van 11 april 2013 en de functieomschrijving van 15 mei 2013 (zijnde vordering sub 1 van Baston Wonen in de dagvaardingsprocedure bij de kantonrechter te Zutphen). Van een spoedige beslissing is dan geen sprake meer.
Dat brengt met zich dat in de tussenliggende tijd onzekerheid zal ontstaan over de vraag wanneer de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] zal eindigen, welke onzekerheid minimaal zal voortduren totdat de cassatietermijn is verstreken.
In de gegeven situatie is het aan Baston Wonen om te kiezen: óf zij blijft volharden in haar standpunt dat partijen voormelde beëindigingsovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan [gedaagde] per 1 juli 2015 zou vertrekken en zij doorloopt de procedure bij het Hof (en eventueel de Hoge Raad), óf zij gaat over tot een onvoorwaardelijk ontbindingsverzoek onder intrekking van de andere procedure. Een samenloop van deze procedures is gelet op de aard van de ontbindingsprocedure (welke dient te leiden tot een snelle, niet voor beroep vatbare beslissing) niet mogelijk.
4.3.
Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. Aan een verdere inhoudelijke beoordeling wordt derhalve niet toegekomen. Baston Wonen zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt Baston Wonen in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 500,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2014.