“3. Kunt u aangeven wat volgens u de oorzaak is geweest van deze complicatie?
(…)
N.B. De klachtencommissie uit het CWZ heeft zich ook over deze problematiek gebogen en een uitspraak gedaan dat het advies van de intensivist t.a.v. het interne protocol “Epidurale katheter bij antistollingsmiddelen” leidend is.
Dit is waar, voor zover de patiënt zich bevindt op de intensive care, en de intensivist ‘hoofdbehandelaar’ is. Op het moment dat de patiënt de IC verlaat en hij weer wordt toevertrouwd aan de zorg van de hoofdbehandelaar, de chirurgie, heeft het advies van de intensivist het karakter van een advies, doch het is aan de hoofdbehandelaar of deze zich hieraan conformeert dan wel om hem cq haar moverende redenen er van afwijkt (patiënt recent geopereerd, geen therapeutische antistolling i.v.m. de kans nabloedingen etc).
Wat de hoofdbehandelaar cq chirurgie op dat moment voor overwegingen heeft om af te wijken van het advies, is in de mij ter beschikking staande gegevens niet duidelijk. In die zin is dit onzorgvuldig en met een groot woord verwijtbaar, doch in principe wel juist. Immers, de chirurg is hoofdbehandelaar en is verantwoordelijk voor het antistollingsbeleid zodra de patiënt van de IC weg is. Indien er een richtlijn is, die bindend voorschrijft dat een patiënt met een combinatie van een intravasculaire stent in de a. iliaca, een status na een CABG en klepplastieken, die een longoperatie wegens een maligniteit moest ondergaan, zoals bij deze patiënt, een profylactische dosering Clexane zou moeten hebben dan mag de chirurg hiervan alleen afwijken mits gedocumenteerd. Die richtlijn is er niet en derhalve is het handelen niet verwijtbaar.
In dit kader is het niet interessant of de uitvoering zoals vermeld in de correspondentie van Brunet Advocaten door een zaalarts is verricht. Uit de mij ter beschikking staande gegevens is niet duidelijk geworden of er wel of geen overleg is geweest tussen de supervisor/hoofdbehandelaar en de zaalarts. De facto werkt een zaalarts via de zg. verlengde arm constructie onder supervisie van de hoofdbehandelaar en is de hoofdbehandelaar QQ verantwoordelijk voor het gevoerde beleid. Daarnaast heeft een zaalarts een ‘eigen verantwoordelijkheid’. Dit komt alleen in het gedrang indien een zaalarts een ander beleid uitvoert dan volgens de richtlijn van de betreffende afdeling cq anders handelt dan de uitdrukkelijk te verifiëren opdrachten van de hoofdbehandelaar. Dit is niet het geval.
(…)
De vraag spitst zich op het volgende toe: in hoeverre is het verwijtbaar dat de intensivist adviseert om, conform de preoperatieve fase, twee keer clexane 0,6 voor te schrijven en te adviseren om te starten met orale anticoagulantia en moet de behandelend chirurg dit advies uitvoeren of mag hij/zij dit advies negeren en start een eigen antistollingsbeleid instellen?
De patiënt krijgt conform het vigerende Stroomschema Keuzebeleid in de preoperatieve fase, vastgesteld door de longarts, 2 x 0,6 mg Clexane. Vóór de operatie wordt dit gestaakt en wordt overgegaan op 1 dd 0,4 ml conform de indeling van deze patiënt in de zg. middelhoge risicogroep voor operaties (normaal 1 dd 0,2 ml s.c.), doch gezien de comorbiditeit (actieve maligniteit) verhoogd tot 1 x 0,4 ml, een verdubbeling van de normale profylactische dosis. Dit is volgens het vigerende schema.
Daarnaast vermeldt het stroomschema uitdrukkelijk: p.m.
de hoofdbehandelaar beslist t.a.v. onderstaande punten het beleid en legt dit vastin de protocollen van de betreffende ingreep. Derhalve is het aan de hoofdbehandelaar (na ontslag van de Intensive Care) om te besluiten of de al verhoogde dosering Clexane profylaxe moet worden omgezet in een therapeutische dosis. Conform de status besluit de afdeling chirurgie dit niet te doen maar wel te starten met de orale anticoagulantia.
(…)
Conform het schema heparinegebruik hetgeen vigeert in het Canisius-Wilhelmina ziekenhuis heeft hij gekozen voor stoppen van de Sintrommitis en een dosering van 2 x 0,6 Clexane voorgeschreven. Dit is goed gedaan tot aan de operatie waarna de dosering Clexane is verminderd naar 0,4, 2 x de geadviseerde dosis mede op basis van de maligniteit. Ook dit is conform het stroomschema anticoagulantiagebruik.
Vervolgens ontvangt patiënt gedurende twee dagen (van ’s avonds 30.07 tot ’s middags 31.07) op de IC een profylactische dosering (0,4) voordat hij wordt overplaatst naar de verpleegafdeling met het advies van de intensivist om na het verwijderen van de epiduraal katheter de volgende dag op te schalen naar een therapeutische dosis orale anticoagulantia. Dit laatste wordt door de behandelend chirurg cq hoofdbehandelaar niet overgenomen. Dit is conform de richtlijnen, dat een hoofdbehandelaar bepaalt of hij de adviezen van de intensivist zou moeten overnemen, waarbij hij moet overwegen de potentiele voordelen van een therapeutische dosis Clexane versus de potentiele bijwerkingen van nabloedingen in de thorax, gecombineerd met de niet bestaande noodzaak voor een therapeutische dosis Clexane bij een a. femoralis superficialis die een aantal maal geoccludeerd is geweest en behandeld met een tweetal stent en PTA, doch bij de laatste controle, < 1 maand voor de operatie van de thorax, er geen hemodynamisch significante stenosen aantoonbaar zijn. In dit geval is het te billijken dat de potentiele kans op een nabloeding in de thorax een groter gevaar is quoad vitam dan een eventuele occlusie van de a. femoralis superficialis ter hoogte van de a. poplitea.
Derhalve acht ik, ondanks geen duidelijke motivering in de status om af te wijken van het beleid gesuggereerd door de intensivist, verdedigbaar, hoewel niet zorgvuldig beargumenteerd vastgelegd.
(…)