Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[verweerder] ,
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
1.De procedure
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling. Verschenen zijn [verzoeker] , vergezeld van mr. Mulder voornoemd, [verweerder] , en C. Matthijssen, juridisch adviseur van Achmea, vergezeld van mr. Bolt voornoemd. Mr. Mulder heeft het standpunt van [verzoeker] mede aan de hand van schriftelijke pleitnotities uiteengezet.
2.De beoordeling
1 GEGEVENS ONGEVAL
2.VRAAGSTELLING
5.3 Visualisatie scenario's
5.4 Vermijdbaarheidsmogelijkheden
Bestcase scenario(…)
niethet geval.
6 BEANTWOORDING VRAGEN
veroorzakenvan het ongeval een verwijt gemaakt kan worden, niet tot overmacht kan worden geconcludeerd. Voldoende is dat het verweten handelen of nalaten voor de veroorzaking van het ongeval
van belangis geweest, of zoals in HR 5 december 1997, VR 1998/29 aan de orde was, ‘tot het ontstaan van de aanrijding heeft bijgedragen’. De rechtbank acht in het niet benutten van de mogelijkheid tot remmen, als gevolg waarvan een ongeval niet zou zijn voorkomen, maar in ieder geval de gevolgen daarvan, zoals [verzoeker] in punt 153 van het verzoekschrift onbetwist heeft gesteld, aanzienlijk zouden zijn gemitigeerd, een rechtens relevant verwijt aan de zijde van [verweerder] gelegen. Het overmachtsverweer dient op die grond te worden verworpen.
rb) grotendeels te concentreren op de gedragsveranderingen en cognitieve functiestoornissen die het gevolg moeten worden geacht van het [verzoeker] overkomen ongeval en meer in het bijzonder van de hersenkneuzing, aldus Blanken. Hij concludeert dat in ieder geval maatschappelijk en familiaal ernstige restverschijnselen zijn overgebleven van het ongeval en dat [verzoeker] niet in staat is tot zelfstandig wonen of tot normaal gebruikelijk maatschappelijk functioneren waaronder werken, zelfs niet in een beschutte werkomgeving.