Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling bestaat deze opgaaf uit:
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] BV, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Doetinchem, verweerder, over een naheffingsaanslag BPM. De eiseres had op 23 juli 2012 een personenauto gekocht in Duitsland en aangifte gedaan voor de BPM. De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag op van € 1.041, die later werd verminderd met € 472 na bezwaar. Eiseres stelde dat de handelswaarde van de auto op € 12.555 moest worden vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd op basis van de koerslijstwaarde van € 17.986. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de getaxeerde waarde lager was dan de koerslijstwaarde. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat de leeftijdskorting moest worden toegepast en dat de naheffingsaanslag niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de naheffingsaanslag voldoende was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard.