In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstandsuitkeringen aan eisers, die een gezamenlijke huishouding zouden voeren. De rechtbank Gelderland heeft op 16 april 2015 uitspraak gedaan in de bodemzaak, waarbij de eisers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.P.H. Sanders, in beroep zijn gegaan tegen besluiten van het Dagelijks Bestuur van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen te Ulft. De besluiten betroffen de herziening en intrekking van bijstandsuitkeringen met terugwerkende kracht, op basis van de veronderstelling dat eisers een gezamenlijke huishouding voerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers in de periode van 25 juli 2013 tot 1 december 2013 onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat eiser zijn hoofdverblijf had op het adres van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de bijstand ten onrechte per 25 juli 2013 is gebeurd, en dat deze pas per 1 december 2013 had moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en proceskosten vergoed aan eisers. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter mr. E.C.G. Okhuizen, in aanwezigheid van griffier M. Bordeaux-Stoel.