ECLI:NL:RBGEL:2015:5299

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2015
Zaaknummer
276638
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door het versturen van vertrouwelijke informatie naar privé e-mailadres

In deze zaak vorderde MT&V B.V. een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door een vertrouwelijke memorylijst naar zijn privé e-mailadres te sturen. Gedaagde was tot 1 september 2014 in dienst bij MT&V en had toegang tot deze lijst, die onder strikte voorwaarden gebruikt mocht worden. Op 8 mei 2014 had hij de memorylijst naar zijn privé e-mailadres gemaild. MT&V stelde dat dit inbreuk maakte op hun gebruiksrecht en dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade die hieruit voortvloeide. Gedaagde betwistte echter dat zijn handelen als onrechtmatig kon worden aangemerkt en voerde aan dat hij dit deed in het kader van zijn werkzaamheden voor MT&V.

De rechtbank oordeelde dat de enkele vrees van MT&V dat gedaagde de informatie buiten het bedrijfsnetwerk zou gebruiken, onvoldoende was om aan te nemen dat er sprake was van een onrechtmatige daad. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat gedaagde de memorylijst daadwerkelijk buiten het kader van zijn werkzaamheden had gebruikt. Bovendien was er geen bewijs dat gedaagde de lijst met het oogmerk had verzonden om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank concludeerde dat het handelen van gedaagde niet als onrechtmatig kon worden aangemerkt en wees de vorderingen van MT&V af. MT&V werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/276638 / HA ZA 15-30 / 1124
Vonnis van 3 juni 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MT&V B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. A.P. Macro te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Elst,
gedaagde,
advocaat mr. M. Bruins te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna MT&V en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 maart 2015
- het verkorte proces-verbaal van comparitie van 23 april 2015 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] was tot 1 september 2014 als accountmanager / recruiter in dienstbetrekking werkzaam bij MT&V, vestiging Hengelo (Ov). MT&V houdt zich bezig met de arbeidsbemiddeling van technische en financiële professionals.
2.2.
Voor haar bedrijfsactiviteiten maakt MT&V gebruik van een door Memory Publications B.V. uitgegeven databestand met namen en contactgegevens van schoolverlaters (hierna: de Memorylijst). Deze Memorylijst wordt door MT&V geïmporteerd in Carerix, een softwaresysteem voor werven en detacheren waarmee haar werknemers werken.
2.3.
Het gebruik van de Memorylijst door MT&V is aan specifieke, beperkende voorwaarden onderworpen. Op grond hiervan is het haar op straffe van een contractuele boete verboden om (gegevens van) de Memorylijst aan derden te verstrekken. De Memorylijst is ‘gekenmerkt’ waardoor gebruik van het bestand in mailingen is te herleiden naar MT&V.
2.4.
Als werknemer had [gedaagde] toegang tot Carerix. Hij kon ook beschikken over de Memorylijst zelf.
2.5.
Op 8 mei 2014 heeft [gedaagde] vanaf zijn zakelijke e-mailadres de Memorylijst voor het jaar 2013 gemaild naar zijn privé e-mailadres.
2.6.
Per 1 september 2014 is [gedaagde] in dienst getreden bij Hilti Nederland B.V. Die dienstbetrekking is inmiddels beëindigd.
2.7.
Naar aanleiding van een eerdere ervaring met de heer [naam] , een oud-medewerker van vestiging Hengelo (Ov) met wie [gedaagde] nauw samenwerkte, heeft MT&V de situatie rond de beëindiging van de dienstbetrekking van [gedaagde] tegen het licht gehouden. Bij een op 2 september 2014 gedagtekende brief is [gedaagde] over de aanleiding en de uitkomsten hiervan geïnformeerd. De brief, die tevens een aansprakelijkstelling van [gedaagde] inhoudt, luidt als volgt:
“ (…) Uw voormalige collega de heer B. [naam] bleek na zijn vertrek voornemens te zijn (geweest) om een met mt&v concurrerende onderneming op te zetten, terwijl hij cliënte had voorgespiegeld dat zijn interesses meer uitgingen naar coaching, maar dat hij nog geen vaste plannen had. (…)
Cliënte heeft, geleerd van de eerdere ervaring, ook uw situatie nader laten bekijken. De initiële reden hiervoor was dat ontdekt werd dat de heer [naam] u in-kopieerde in bepaalde mailberichten, waaruit afgeleid kon worden dat ook u betrokken was bij het opzetten van een concurrerende onderneming. Deze onderneming zou samen met de heer [naam] opgezet worden. Inmiddels heeft de heer [naam] op 13 augustus 2014 inderdaad een concurrerende onderneming, genaamd ‘Cobuilders’, opgericht (…).
Het staat de heer [naam] vrij om een met cliënte concurrerende onderneming op te richten, maar het staat de werknemers van cliënte niet vrij om hem daarbij in de opstartfase te ondersteunen, en hem te voorzien van bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke informatie van de onderneming van cliënte.
Ik meld u dit omdat de heer [naam] vertrouwelijke en bedrijfsgevoelige bestanden niet alleen naar zichzelf heeft gemaild, maar ook naar u, en inmiddels is gebleken dat ook u zich schuldig heeft gemaakt aan het stelen c.q. verduisteren van bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke informatie van de onderneming van cliënte. (…) Daarnaast heeft u ook op 8 mei 2014 de memorielijsten naar uzelf ge-e-maild, terwijl deze (…) geïmporteerd waren in Carerix. Cliënte is de overtuiging toegedaan dat ook u aanvankelijk voornemens was samen met de heer [naam] en [naam] concurrerende activiteiten te gaan verrichten. (…)
Door uw handelwijze, die onder meer in strijd is met uw geheimhoudingsverplichting, is cliënte in een potentieel zeer schadelijke situatie terecht gekomen. (…)
Namens cliënte houdt ik u uitdrukkelijk aansprakelijk voor alle schade voortvloeiende uit het onrechtmatig doorsturen van de bestanden. (…)”
2.8.
[naam] is thans werkzaam bij Cobuilders, een onderneming die met MT&V concurreert.

3.Het geschil

3.1.
MT&V vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] met het doorgeleiden van aan MT&V toebehorende memorybestanden naar zijn privé e-mailadres (waarmee in deze procedure enkel gedoeld wordt op het onder 2.5 bedoelde voorval) onrechtmatig heeft gehandeld jegens MT&V. Daarnaast vordert MT&V dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, het nasalaris advocaat daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde] voert als verweer dat het doorsturen van de Memorylijst naar zijn privé e-mailadres niet kwalificeert als een onrechtmatige daad. Hij heeft het bestand doorgestuurd in het kader van de uitoefening van zijn normale werkzaamheden voor MT&V (thuiswerken). Hij bestrijdt voorts dat een dergelijk handelen aan hem kan worden toegerekend en dat MT&V als gevolg hiervan schade heeft geleden. Bovendien voert hij aan dat artikel 7:661 BW aan een eventuele aansprakelijkheid op grond van onrechtmatig handelen in de weg staat, nu sprake is van een handeling in de relatie werkgever – werknemer en van opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in dat artikel geen sprake is.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Hoewel op het moment van het versturen van de Memorylijst naar het privé e-mailadres de tussen partijen bestaande arbeidsrelatie nog niet was beëindigd, stelt MT&V zich in deze procedure uitdrukkelijk niet op het standpunt dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een uit zijn arbeidsovereenkomst voortvloeiende verbintenis. Tussen partijen is slechts in geschil of [gedaagde] - los van die arbeidsrelatie - onrechtmatig heeft gehandeld door de Memorylijst naar zijn privé e-mailadres te versturen, zoals door MT&V wordt gesteld.
4.2.
Aan die stelling heeft MT&V in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat [gedaagde] , door aldus te handelen, inbreuk heeft gemaakt op het gebruiksrecht dat zij op de Memorylijst heeft. Volgens MT&V is dit in 2.3 bedoelde gebruiksrecht exclusief, hetgeen inhoudt dat de Memorylijst niet buiten het kader van haar eigen bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt.
4.3.
Vast staat dat [gedaagde] de Memorylijst buiten het bedrijfsnetwerk van MT&V heeft gebracht. Daarmee is echter nog niet aangetoond dat het bestand ook daadwerkelijk buiten het kader van haar eigen bedrijfsactiviteiten is gebruikt. Memory Publications B.V. heeft nog geen boete opgelegd aan MT&V wegens overtreding van het gebruiksrecht. Omtrent een dergelijk gebruik van de Memorylijst door derden heeft MT&V ook niets concreets gesteld. MT&V heeft slechts de vrees geuit dat dit op (korte) termijn zal gebeuren of buiten haar gezichtsveld reeds gebeurt ten behoeve van de door Cobuilders ontplooide activiteiten (zie r.o. 2.7 en 2.8). Tegenover de uitdrukkelijke betwisting door [gedaagde] is die enkele vrees echter onvoldoende om nu reeds een inbreuk op het gebruiksrecht aan te nemen.
4.4.
Voor zover ter comparitie als zelfstandige grond is gesteld dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op een eigendomsrecht, geldt dat hiervoor onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld die deze conclusie kunnen rechtvaardigen. Dat [gedaagde] de Memorylijst naar zijn privé e-mailadres heeft verzonden met het oogmerk deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, is in deze procedure gesteld noch gebleken. Aangifte van diefstal dan wel verduistering heeft MT&V om haar moverende redenen ook niet gedaan.
4.5.
Ten slotte heeft MT&V gesteld dat het naar een privé e-mailadres sturen van aan een werkgever toebehorende databestanden als een onrechtmatige daad moet worden aangemerkt, omdat het een handeling betreft die in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.6.
Aan MT&V kan worden toegegeven dat door de voortschrijdende digitalisering van de samenleving en de opkomst van nieuwe (sociale) media, de maatschappelijke opvatting over het professionele gebruik van het elektronische berichtenverkeer aan verandering onderhevig is. Toch is hieruit niet een ongeschreven regel te destilleren op grond waarvan het [gedaagde] niet zou zijn toegestaan om aan zijn werkgever toebehorende bestanden naar zijn privé e-mailadres te verzenden. Ook naar de huidige opvatting is het primair aan de werkgever om in het kader van de dienstbetrekking regels hieromtrent te stellen en toe te zien op de naleving hiervan. Die regels zullen immers (mede) afhankelijk zijn van de door de werkgever geboden mogelijkheden om thuis te werken, de functie van de werknemer, de aard van zijn werkzaamheden, de vertrouwelijkheid van de digitale bestanden waarover hij in het kader van zijn dienstbetrekking de beschikking heeft en het risico van openbaarmaking. Ter comparitie heeft MT&V aangegeven dergelijke regels (nog) niet te hebben gesteld, behoudens een in de arbeidsovereenkomst neergelegd geheimhoudingsbeding. Op dat beding wordt in deze procedure echter geen beroep gedaan.
4.7.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van [gedaagde] niet als een onrechtmatige daad worden aangemerkt. De vorderingen van MT&V moeten worden afgewezen. Aan het verweer van [gedaagde] dat artikel 7:661 BW aan een aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW in de weg staat, wordt daarom niet toegekomen.
4.8.
MT&V zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 285,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.189,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt MT&V in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.189,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F.R. Woeltjes en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2015.