In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de kostenvergoeding in verband met een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, eigenaar van een Citroën, had op 23 december 2014 zijn kenteken foutief ingevoerd bij het betalen van de parkeerbelasting. Hierdoor werd er een naheffingsaanslag van € 59,33 opgelegd. Na bezwaar werd deze naheffingsaanslag ingetrokken en werd er een kostenvergoeding van € 58,75 toegekend. Eiser ging echter in beroep tegen de hoogte van deze kostenvergoeding, stellende dat de wegingsfactor te laag was en dat het bedrag per punt verhoogd was naar € 244.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kostenvergoeding ten onrechte was toegekend, omdat de naheffingsaanslag niet was herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Eiser had zelf het verkeerde kenteken ingevoerd, waardoor het voor de parkeercontroleur niet kenbaar was dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak op bezwaar in stand bleef en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte invoer van gegevens door de belastingplichtige en de voorwaarden waaronder kostenvergoedingen in bezwaar kunnen worden toegekend. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast en geconcludeerd dat de kostenvergoeding niet gerechtvaardigd was in deze situatie.