ECLI:NL:RBGEL:2015:5930

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
21 september 2015
Zaaknummer
261286
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering en bewijs van contante betaling in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 8 juli 2015 een vonnis uitgesproken in een zaak tussen een besloten vennootschap (eiseres in conventie) en een gedaagde in conventie. De zaak betreft de bewijswaardering van contante betalingen die door de gedaagde aan de eiseres zouden zijn gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde moest bewijzen dat hij naast eerder vastgestelde betalingen, nog eens € 15.000,00 contant aan de eiseres heeft betaald. De gedaagde heeft verschillende bewijsmiddelen ingebracht, waaronder schriftelijke stukken en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verklaringen van de gedaagde en zijn partner als geloofwaardig beoordeeld, terwijl de verklaring van de advocaat van de gedaagde niet werd ondersteund door getuigen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde in zijn bewijs is geslaagd, en dat de eiseres in conventie merendeels in het ongelijk is gesteld. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres in conventie tot een bedrag van € 781,12 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten aan de zijde van de gedaagde toegewezen. In reconventie is de vordering van de eiseres afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/261286 / HA ZA 14-167 / 557 / 512
Vonnis van 8 juli 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie/verweerster in reconventie] .,
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. [betrokken advocaat] te [woonplaats] ,
tegen
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie],
[woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A. Robustella te Ede.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 december 2014
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 17 maart 2015
  • de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie]
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Gebleven wordt bij hetgeen in het vorige vonnis is overwogen en beslist. In dat vonnis is [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] opgedragen te bewijzen dat hij, naast de in deze procedure reeds vastgestelde betalingen, nog eens € 15.000,00 contant aan [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] heeft betaald.
2.2.
De bewijsmiddelen van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] bestaan uit schriftelijke stukken en getuigenverklaringen.
2.3.
Wat betreft de schriftelijke stukken gaat het om een emailbericht van 18 augustus 2011 van [betrokken advocaat] aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] met als onderwerp ‘openstaande posten’ en met de volgende inhoud:
Beste [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ,
Naar aanleiding van het overzicht openstaande posten per 8 augustus 2011, hebben wij gesproken over de hoogte van het totaal openstaande bedrag, omdat daarover verschil van mening bestond. Na over en weer de argumenten te hebben gebracht zijn we overeengekomen een bedrag van € 15.000,- af te boeken, zodat nog te betalen zou resteren een bedrag van € 33.324,35. (…)
Daarnaast is een stuk in het geding gebracht waar drie categorieën betalingen van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] op staan (hierna: het overzicht), te weten ‘betaalde bedragen via ontvangst derdenrekening’, ‘kwitanties op papier’ en ‘Per bank volgens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ’. Onder het kopje kwitanties op papier staat onder meer: ‘ 2009 15.000 Volgens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [betrokken advocaat] ’.
Verder gaat het om een uitgewerkte geluidsopname van een gesprek op 8 november 2013 tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [partner van betrokken advocaat] , partner van [betrokken advocaat] en tevens werkzaam op het kantoor van [betrokken advocaat] . Daarin is onder meer gezegd:
(…)
[partner van betrokken advocaat] : In augustus, wacht even, in augustus heb je met [betrokken advocaat] om de tafel gezeten, hebben jullie samen gedaan, zijn jullie er uit gekomen. Jullie hebben afgesproken, OK 15.000 euro ga ik zakken.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : Nee, nenenenenenenenenee
[partner van betrokken advocaat] : Dat staat in die mail heb ik gelezen…
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : Ja, maar dat is niet wat afgesproken is en zo is het ook niet gedaan. Die 15.000 euro is betaald, die is gewoon betaald, die heeft [betrokken advocaat] in zijn hand gehad…
[partner van betrokken advocaat] : Waarvan jij denkt, dat de kwitanties niet bewaard gebleven zijn en niet gestort is op de rekening.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : Nee, die kwitanties zijn er niet…
[partner van betrokken advocaat] : Ik heb ze ook niet, dat klopt…
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : Nee, die zijn er niet…
[partner van betrokken advocaat] : Maar volgens jou en [betrokken advocaat] zou dat wel betaald zijn door jou, dat heeft [betrokken advocaat] mij gezegd.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : Toch?
[partner van betrokken advocaat] : Ja, dat zegt ie, ja ik kan het niet aantonen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , maar dat hebben jullie over geschreven.
: Als hij nou tegen jou zegt van het is betaald, dan is het toch betaald of niet?
[partner van betrokken advocaat] : [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , ik ga af op feitelijkheden, dat ben je nu wel van mij gewend. Ik ga dat pas tegen jou zeggen als het hier staat.
: Ja maar, als ik nou tegen jou zeg van het is betaald en [betrokken advocaat] zegt dat het is betaald…
[partner van betrokken advocaat] : Nou dan vind ik dat het betaald is.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : Dan is betaald toch?
[partner van betrokken advocaat] : Dat vind ik van wel.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : Dan moet je niet zeggen hij is gezakt met 15000 euro…
[partner van betrokken advocaat] : Zo staat het in de mail…
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : Hij zakt niet met 15000 euro… Wat er precies staat…. Maar zo staat het er niet…
2.4.
Als getuigen zijn gehoord [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en zijn partner [partner van gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , [betrokken advocaat] , directeur van [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] en zijn partner [partner van betrokken advocaat] , die tevens werkzaam is geweest bij [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] . Voor zover van belang hebben zij het volgende verklaard.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] :
De contante betalingen waren op verschillende momenten in 2009 gedaan bij mij thuis. Ik weet niet meer de precieze data. Het was op verschillende momenten door het jaar heen. Het gaat om 4 keer. Het was 2 maal € 5.000,00, 1 maal € 3500,00 en 1 maal € 1500,00. [betrokken advocaat] en ik gaan ver terug qua relatie. In 2009 had hij problemen met zijn vrouw, hij had geld nodig en vroeg mij dat te lenen. Hij kwam daar voor bij mij thuis. Daar was verder niemand bij. Het was bijna altijd op een zaterdagmiddag, ik was dan thuis en hij kwam onaangekondigd. (…) Hij vertelde welk bedrag hij nodig had. Ik had altijd veel contant geld in huis uit huurinkomsten en uit mijn 2 winkels. Er is geen kwitantie van deze contante betalingen opgesteld, ik ging er gewoon vanuit dat het wel goed zat. Van andere contante betalingen aan [betrokken advocaat] is wel schriftelijk bewijs. Er is niet gesproken over terugbetaling, ik ging er van uit dat het verrekend zou worden met de declaratie van [betrokken advocaat] . (…) Na elke keer heb ik het ’s avonds aan mijn vrouw verteld als zij terug kwam uit haar werk of eigenlijk zag ze het aan me. Daarmee bedoel ik dat ik geïrriteerd was. Ik was geïrriteerd omdat ik het niet fijn vond dat iemand bij mij aan de deur kwam om geld te vragen, en zeker niet mijn advocaat. Ik heb het geld steeds zonder discussie gegeven. Ik durfde eigenlijk niet te weigeren. De belangen in de procedure die [betrokken advocaat] voor mij voerde waren te groot, ik was gestrest. Hij wist ook precies wanneer hij om geld moest vragen, hij kende mij door en door. Hij vroeg het steeds op een moment dat er in mijn zaak iets belangrijks moest gebeuren. In die tijd had ik privé ook contact met mr. Robustella. Niet als mijn advocaat maar als een oude kennis. Ik heb mr. Robustella toen ook verteld dat ik steeds niets van [betrokken advocaat] hoorde als er iets moest gebeuren, dat hij dan om geld kwam vragen en dat het werk dan wel werd gedaan. (…) Na 2009 zijn de contante betalingen tussen mij en [betrokken advocaat] meer dan eens aan de orde geweest (…) Ik heb tijdens besprekingen wel eens gevraagd: hoe gaan we dat doen. Vanuit mr. [betrokken advocaat] kwam tijdens een gesprek van 18 augustus 2011 het voorstel om € 15.000,00 van de facturen af te boeken in verband met mijn lening aan hem. Daarop ziet de mail die bij brief van 9 maart 2015 in het geding is gebracht. Hij heeft op mijn verzoek dit mailtje op zijn kantoor uitgeprint en we hebben het toen beiden, ook op mijn verzoek ondertekend. Ik vond het toen namelijk al niet meer zo lekker gaan. De handtekening geeft inderdaad aan dat op die dag is overeengekomen dat € 15.000,00 zou worden afgeboekt. (…)
[betrokken advocaat] :
Ik ben in 2009 nooit bij [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan de deur geweest om geld van hem te lenen. Voor zover ik geld van hem heb geleend staat dat op papier. Wat betreft de mail van 18 augustus 2011: Ik had met [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] een doorlopende strijd over de betalingen van de facturen, hij betaalde niet en had commentaar op de rekeningen. Ik heb hem toen uitgenodigd om bij mij op kantoor over de facturen te praten, er stond zo’n € 40.000,00 open. Hij zei dat het te veel was en ik vroeg hem hoeveel teveel dan, € 5.000,--, € 10.000,00, € 15.000,00? Daarop zei hij: doe maar € 15.000,00. Ik heb het vervolgens uitgetypt en uitgeprint. Hiermee waren wij overeengekomen dat wanneer hij het restant zou betalen er uitsluitend in dat geval € 15.000,00 zou worden afgeboekt. U houdt mij voor dat u in de tekst van de mail niet leest dat de kwijtschelding van mijn kant alleen zou opgaan wanneer het bedrag van € 23.324,35 zou worden betaald. Dat was wel de bedoeling. U houdt mij voor dat het u verbaast dat ik kennelijk vrij gemakkelijk € 15.000,00 kwijtscheld. Ik zeg u daarop dat dat u niet hoeft te verbazen. Het is een kwestie van kiezen tussen gelijk of geluk, en ik koos voor geluk. (…)
U houdt mij productie 10 bij conclusie van antwoord voor, en het overzicht dat door [partner van betrokken advocaat] is opgesteld. Dat overzicht dateert denk ik van oktober/november 2011. U vraagt mij waarom mevrouw [partner van betrokken advocaat] daarin heeft opgenomen ‘2009 € 15.000,00 volgens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [betrokken advocaat] ”. Ik weet het niet. Het overzicht klopt trouwens niet. (…) U houdt mij voor (…) het gespreksverslag. (…) Ik kan dat niet hebben gezegd want het is niet betaald. (…) Er is nooit een moment geweest dat ik met mevrouw [partner van betrokken advocaat] heb gesproken over de contante betalingen van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , dat kan niet.
[partner van betrokken advocaat] :
(…) ik zou echt niet weten of ik dit overzicht heb opgesteld en zo ja, wanneer dit dan zou zijn geweest. Toen ik het overzicht zag was het eerste wat mij opviel dat 2009 zonder datum tussen 2007 en 2008 staat. Dat viel me op, ik ben namelijk nogal precies. Ik heb aan de hand van het gesprek dat ik met [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heb gevoerd (…) en aan de hand van de email van 11 augustus 2011 geprobeerd te reconstrueren waarom het betalingsoverzicht zo is opgesteld. Wat ik denk is dat er een verwarring is ontstaan: In de email staat € 15.000,00 zou in mindering worden gebracht, € 10.000,00 zou zijn betaald. Kennelijk is de € 15.000,00 als betaling aangemerkt. Maar ik ben niet degene die bepaalt of iets betaald is. (…)
[partner van gedaagde in conventie/eiser in reconventie]
Ik ben er niet bij geweest maar als ik thuis kom worden er dingen besproken. Uit mijn hoofd weet ik dat er 2 maal € 5.000,00 is geleend en 1 maal € 3.500,00. Ik weet geen data meer maar het speelde in 2009/2010. (…) Ik kwam thuis en bij het eten bespraken we de dag en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] vertelde dan dat [betrokken advocaat] weer om geld had gevraagd. Dat “weer” sloeg op eerdere leningen die al waren verstrekt. Van 1 lening, volgens mij die van € 3.500,00 was ook bekend waar het voor was, een paardentrailer. Daar hebben we ook nog wel lacherig over gedaan. Wat ik me verder nog herinner is dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] een beetje gefrustreerd op mij over kwam over deze geldleningen.
2.5.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De verklaringen van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [betrokken advocaat] staan lijnrecht tegenover elkaar. Waar [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] verklaart dat [betrokken advocaat] in 2009 vier keer bij hem is geweest om geld te lenen, heeft [betrokken advocaat] verklaard dat hij in 2009 nooit bij [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan de deur is geweest om geld van hem te lenen. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ’s verklaring wordt gesteund door de verklaring van zijn partner [partner van gedaagde in conventie/eiser in reconventie] . Anders dan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [betrokken advocaat] heeft zij geen wezenlijk belang bij de uitkomst van deze procedure. Om die reden en omdat de getuige een betrouwbare en geloofwaardige indruk maakte, komt aan haar verklaring aanmerkelijk betekenis toe. [betrokken advocaat] ’ verklaring wordt niet ondersteund door enige getuigenverklaring. Zijn partner [partner van betrokken advocaat] weet van de hele kwestie in feite niets af, zij is alleen betrokken geweest bij een poging het dispuut tussen [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] over de facturen, op te lossen.
2.6.
Niet alleen ziet de rechtbank in de verklaring van [partner van gedaagde in conventie/eiser in reconventie] een bevestiging van hetgeen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft verklaard, ook de diverse stukken zouden zo kunnen worden gelezen dat deze een bevestiging vormen van zijn verklaring. Allereerst is er het emailbericht van 18 augustus 2011. Wat opvalt is dat het bedrag exact overeenstemt met het door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] genoemde bedrag. Waar [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] stelt dat de contante betaling aan die ‘overeenkomst’ ten grondslag lag, heeft [betrokken advocaat] als getuige verklaard dat het een kwestie was van kiezen tussen gelijk of geluk. Tot dat bedrag werd gekomen omdat, zo begrijpt de rechtbank de verklaring van [betrokken advocaat] , dat bedrag kennelijk willekeurig door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] werd genoemd. De rechtbank acht deze verklaring niet heel waarschijnlijk. Dat een advocaat, die meent aanspraak te kunnen maken op betaling van facturen, die facturen met willekeurig elk bedrag dat de cliënt noemt verlaagt omdat dat boven gelijk geluk oplevert, ligt niet erg in de rede. Het in de laatste conclusie genoemde argument dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op het moment van het gesprek op het punt stond gedetineerd te worden wordt, daargelaten of het ertoe doet, buiten beschouwing gelaten. [betrokken advocaat] heeft dit immers als getuige, toen hij op dit punt door de rechter stevig werd ondervraagd, niet verklaard maar de nadruk gelegd op geluk voor gelijk.
Wanneer verder nog wordt gekeken naar [betrokken advocaat] ’ verklaring voor de overeenkomst – een forse korting onder de voorwaarde dat het restant ineens werd betaald – springt in het oog dat de tekst van de overeenkomst, die door [betrokken advocaat] , jurist en dus beroepshalve deskundig op dit terrein, is opgemaakt, bepaald niet tot die uitleg dwingt. Kortom: de achtergrond die [betrokken advocaat] met betrekking tot deze overeenkomst schetst, overtuigt de rechtbank niet.
2.7.
Dan het overzicht, volgens [betrokken advocaat] opgesteld door zijn partner [partner van betrokken advocaat] hoewel [partner van betrokken advocaat] dat zelf niet meer weet. In het totaal van door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gedane betalingen wordt de betaling van € 15.000,00 in 2009 genoemd. [betrokken advocaat] en [partner van betrokken advocaat] kunnen beide niet verklaren hoe dat in het overzicht terecht is gekomen. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank in de rede dat [partner van betrokken advocaat] dit overzicht heeft opgesteld aan de hand van de administratie en input van [betrokken advocaat] . In ieder geval is het niet van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] afkomstig.
2.8.
Ten slotte het verslag van het tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [partner van betrokken advocaat] gevoerde gesprek. De rechtbank wil best aannemen dat [partner van betrokken advocaat] zelf maar beperkt op de hoogte was van het financiële verkeer tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en [betrokken advocaat] maar dat laat onverlet dat zij bij herhaling tegen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft verklaard dat [betrokken advocaat] ( [betrokken advocaat] , rechtbank) tegen haar heeft gezegd dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan hem € 15.000,00 heeft betaald. Dit gespreksverslag kan niet teniet worden gedaan of gerelativeerd enkel met de opmerking dat sprake is geweest van een misverstand of verwarring met een ander bedrag.
2.9. De verklaring van [partner van gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en de schriftelijke stukken leveren voldoende steunbewijs op zodat aan de verklaring van partijgetuige [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] volle bewijskracht toekomt. Het totaal aan bewijsmateriaal, afgezet tegen hetgeen door [betrokken advocaat] over dat schriftelijke bewijsmateriaal is verklaard, oordeelt de rechtbank voldoende overtuigend. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is geslaagd in het hem opgedragen bewijs. Aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag, die eerst in conclusie na enquête is aangevoerd, komt de rechtbank niet toe. Die subsidiaire grondslag en in het bijzonder de inhoud daarvan doet overigens, ook als deze lijnrecht tegenover het primaire standpunt zou staan, daaraan niet af. Volgens vaste rechtspraak mogen immers tegenstrijdige standpunten worden ingenomen. Zie bijvoorbeeld HR 29 april 2006, ECLI:NL:HR:2005:AS2718, NJ 2006/479, overweging 4.6.
In conventie en reconventie
2.10.
Een en ander leidt tot het volgende. In conventie heeft de rechtbank geoordeeld dat € 39.134,88 aan onbetaalde facturen openstaat (rov. 4.8.). De wettelijke rente over het gefactureerde bedrag, rekening houdend met de in het vonnis van 3 december 2014 reeds vastgestelde betalingen en de vermindering van de declaraties door de RvT, bedroeg op 2 september 2013 een bedrag van € 3.788,87 (productie 28 bij dagvaarding, welke berekening [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op zichzelf niet afdoende heeft betwist). Over de som van deze bedragen, € 42.923,75, is in beginsel wettelijke rente toewijsbaar vanaf 2 september 2013 tot en met de dag der dagvaarding. Dat komt neer op een bedrag van € 684,43. In totaal is derhalve in conventie in beginsel een bedrag van € 43.608,18 toewijsbaar.
Met deze vordering moet echter worden verrekend het in reconventie toewijsbaar geoordeelde bedrag (€ 26.010,00) en het in dit vonnis als bewezen geoordeelde door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betaalde bedrag van € 15.000,00. Laatstgenoemd bedrag dient in mindering te strekken op de vordering van [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] vanaf het moment dat het is betaald. De betaalmomenten van de diverse bedragen zijn zoals gezegd niet komen vast te staan. De rechtbank stelt de datum vast op 1 juli 2010. Op het openstaande bedrag aan facturen tot die datum is de rente verbeurd, vanaf na 1 juli 2010 dient op het totaal openstaande bedrag met rente € 15.000,00 in mindering te worden gebracht, waarna op het restant de rente verschuldigd is tot de datum waarop de dagvaarding is uitgebracht. Dit komt neer op vermindering van het hierboven in beginsel toewijsbare geoordeelde bedrag met een bedrag van € 16.817,06 (€ 15.000,00 plus € 1.817,06 aan wettelijke rente over dat bedrag, verschenen vanaf 1 juli 2010 tot en met de dag der dagvaarding). Met betrekking tot het door [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] verschuldigde bedrag van € 26.010,00 geldt dat dat bedrag vanaf de datum dagvaarding in mindering moet worden gebracht op de resterende hoofdsom in conventie met daarover tot dat moment verschuldigde rente.
In conventie is dan een bedrag van € 781,12 toewijsbaar (€ 43.608,18 min € 16.817,06 min € 26.010,00) vermeerderd met de vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele betaling verschenen en te verschijnen wettelijke rente.
Nu niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voor-werk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het, op het toewijsbaar geoordeelde bedrag toepasselijke liquidatietarief, met een maximum van 15% van de hoofdsom, zijnde € 117,17. Nu [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de rechtbank de rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
Het voorgaande brengt tevens mee dat het in reconventie gevorderde dient te worden afgewezen omdat het op zichzelf toewijsbare bedrag is verrekend.
2.11.
[eiseres in conventie/verweerster in reconventie] is in conventie merendeels en in reconventie geheel in het ongelijk gesteld. Zij zal in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de beslagkosten. Gelet hierop zijn de gevorderde nakosten niet toewijsbaar.
2.12.
De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 868,00
- getuigenkosten 614,50
- salaris advocaat
3.129,00(3,5 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 4.611,50
Ten overvloede wordt overwogen dat zolang de getuigentaxe door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet is betaald, geen aanspraak bestaat op betaling daarvan door [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] .
De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] worden in reconventie – na halvering wegens samenhang met de conventie - begroot op:
- salaris advocaat € 579,00 (2 punten x tarief € 579,00:2 )

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] om aan [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] te betalen een bedrag van € 781,12 (zevenhonderd eenentachtig euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 15 maart 2014 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] om aan [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] te betalen een bedrag van € 117,17 (honderdzeventien euro en zeventien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 15 maart 2014 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] tot op heden begroot op € 4.611,50,
3.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
veroordeelt [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] tot op heden begroot op € 579,00,
3.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.